30 oktober 2006

Fred Hersch (Warande - 29.10.2006)

De amerikaanse jazzpianist en componist Fred Hersch heeft al meer dan twee dozijn platen op zijn naam staan en oogst vooral furore als solo-pianist. Een zestal albums staan vol met solo-werk van Hersch, met zowel eigen composities als bewerkingen van andermans werk (zoals op Thelonious : Fred Hersch plays Monk). Eerder dit jaar verscheen Fred Hersch in Amsterdam : live at the Bimhaus, een registratie van een concert van Hersch uit 2003 en algemeen onthaald als een nieuw meesterwerk van één van de meest vooraanstaande jazzpianisten van het ogenblik.

De houten zaal van het nieuwe Kuub-gebouw vormde de perfecte setting voor het solo-concert van Hersch. Een perfecte accoustiek, gepaard gaande met een prachtig uitzicht door de wandgrote ramen, creeërde de perfecte mood.

Hersch opende met een eigen compositie (at the close of the day), tevens een track op het Bimhaus-album. Uiteraard mocht ook een bewerking van een compositie van Thelonious Monk niet ontbreken, waarna opnieuw een eigen compositie van Hersch volgde. De zwijgzame en schriele Hersch liet de muziek voor zich spreken en gaf enkel een beetje informatie prijs over de drie eerste songs. Over de volgende vijf nummers repte hij met geen woord en ik heb er dus het raden naar in welke mate Hersch nog bewerkingen opvoerde van andere jazz-grootheden. Ik weet alleszins dat het vierde nummer - dat hij enkel met zijn linkerhand speelde ! - een eigen compositie van Hersch is (nocturne for the left hand alone). Over het enige bisnummer wou Hersch nog kwijt dat het ging om een compositie van Billy Strayhorn (jarenlang de vaste medewerker van Duke Ellington).

Jazzpuristen kunnen ongetwijfeld een grote boom opzetten over de mate waarin Hersch beïnvloed wordt door jazzlegendes zoals Thelonious Monk en Bill Evans, alsmede de mate waarin dit weerspiegeld wordt in de speelstijl van Hersch. Het ontbreekt mij aan de nodige kennis om hierover een zinnige bespiegeling te kunnen maken, dus ik beperk mij ertoe te zeggen dat het concert voorbijvloog. Ondanks het feit dat het genre dat Hersch brengt een zeer cleane en intellectualistische benadering van jazz betreft, weet hij met zijn introspectieve ballads toch de juiste toon te raken. Critici van dit soort muziek zullen wellicht opwerpen dat het om koude notenneukerij gaat, maar Hersch weet deze klip te omzeilen en overstijgt met zijn muziek de notenbalk. Het is niet voor niets dat Hersch - in het 70-jarige bestaan van de legendarische New Yorkse jazzclub The Village Vanguard - de enige artiest is die er een week lang solo op het podium mag staan.

27 oktober 2006

The Lemonheads (AB - 26.10.2006)

Van eind jaren '80 t.e.m. begin jaren '90 regen The Lemonheads onder leiding van boegbeeld Evan Dando een aantal mooie indie-platen aaneen. Het begon in 1987 met Hate your friend en leek te eindigen in 1996 met Car button cloth. In die tien wilde jaren kwam Dando willens nillens in het oog van een mediastorm terecht en werd hij de gedroomde posterboy voor alle slacker-bakvissen ter wereld. People's magazine riep hem uit tot één van de meest sexy mensen op de planeet en menig fotomodel kroop bij Dando in bed. Tussendoor hield Dando ook nog eens op zijn eentje de cocaïne-export van Colombia in stand. Alle rockclichés in één persoon dus.

In 1997 werden The Lemonheads door Dando ontmanteld. Na verloop van tijd ging hij met wisselend succes solo de boer op (met zijn album Baby I'm bored uit 2003), nog steeds in een constant gevecht met de drank- en drugsdemonen. In 2004 gaat hij als leadzanger op tournee met de legendarische rockband MC5 en blijkbaar krijgt de rockmicrobe hem weer te pakken. Met behulp van drummer Bill Stevenson (ex Black Flag en Descendents) en bassist Karl Alvarez (ex Descendents) duikt hij de studio in om voor het eerst in tien jaar opnieuw een Lemonheads-album in te blikken. Het is een titelloos album geworden dat eerder dit jaar zonder al te veel poeha verscheen. Hoewel de meeste songs niet van de hand van Dando zijn, lijkt na de eerste beluistering de tijd gewoon stilgestaan te hebben. In tijden waarin postrock en altcountry het hoge woord voeren en waarin melodische indie-rock nauwelijks meer is dan voer voor nostalgici, durven Dando & co het toch aan om een plaat uit te brengen met korte indie-songs. Het mag dan geen aardverschuivend meesterwerk geworden zijn, het getuigt toch van oprechte liefde voor het indie-genre. En dat kan ik enkel maar toejuichen.

Het viel natuurlijk af te wachten in welke mate Dando op een podium overeind zou blijven (en dat valt letterlijk te nemen : het zou niet de eerste keer zijn dat Dando ladderzat of apestoned er bitter weinig van bakt). Maar het werd al snel duidelijk : we were in for a f*cking treat !

Vijftien jaar geleden zou de grote zaal van de AB tot de nok gevuld geweest zijn met van lust druppende pubermeisjes. Ditmaal was de AB-box redelijk gevuld met voornamelijk weemoedige dertigers die eerder voor de muziek kwamen, dan voor de naam 'Dando'. Hoewel duidelijk getekend door twee decennia vol drank & drugs, kwam een ontspannen Dando ogenschijnlijk clean aan de start en zette meteen de beuk erin met het vinnige Down about it. Tijdens dit openingsnummer schortte er nog één en ander aan het geluid, maar dat euvel was gelukkig al snel verholpen en de oer-rockbezetting (gitaar/bas/drums) klonk na een tweetal nummers perfect gesmeerd.

In een enorm strak tempo werden de drie-minuten-songs op het publiek losgelaten. Tussen de nummers door werd er hoogstens enkele seconden de tijd genomen om een vriendelijk thank you very much in de micro te murmelen of om een gitaarwissel te ondernemen. Maar dat duurde hoogstens enkele tellen. Geen gepiel aan de instrumenten of eindeloos gewauwel. Gewoon retestrak rocken. Geen adempauze gunnen aan het publiek. Ik noem in willekeurige volgorde enkele nummers : great big no, one more time, become the enemy, drug buddy, it's a shame about Ray, confetti, rockin' stroll, Alison's starting to happen ...

Na goed drie kwartier bleef Dando alleen over op het podium voor een solo-medley op accoustische gitaar. Ik kan het niet anders dan als een medley omschrijven want de songs werden zo snel achter elkaar gespeeld dat er zelfs geen ruimte tussenzat. Een vloeiend en bloedmooi stukje accoustische muziek. Mooie versies van ride with me en being around. Een zeer intieme versie van into your arms deed bij iedereen de nekharen rechtstaan, maar helaas knapte er al vroeg in het nummer een snaar op 's mans met stickers volgeplakte gitaar. Geen nood, snel de twee comrades in arms terug op podium geroepen voor nog maar eens twee klassiekers (If I could talk I'd tell you en Big gay heart). Exit The Lemonheads.

Maar Dando had nog iets goed te maken. Een nieuw accoustisch setje met ditmaal een technisch feilloze versie van Into your arms. Nog twee songs met de volledige band (rudderless en different drum) en het publiek had zo'n 75 minuten genoten van indie-rock zoals het hoort : lekker snel gespeelde nummers met een mooie mix van fuzz en melancholie. Het is wellicht te vroeg om te spreken van een wederopstanding van Dando (daarvoor zal hij moeten bewijzen dat hij werkelijk clean kan blijven), maar dit optreden benaderde de perfectie als het op melancho-indie-fuzz aankomt.

Wederom een kandidaat om het eindejaarslijstje van 2006 te halen.

24 oktober 2006

Elephant

Regie : Gus Van Sant (2003)

Het leven in een dag van een aantal studenten in een middelbare school, ergens in de States. Een dag zoals alle andere. Een student fotografie neemt enkele snapshots en ontwikkelt zijn filmpje in de doka van de school. John is weeral te laat op school omdat zijn vader te dronken was om hem naar school te brengen. Een lelijk eendje ziet op tegen het uurtje gym en helpt in de schoolbibliotheek. Drie meiden eten hun lunch in de schoolcafetaria, kotsen het eten daarna opnieuw uit en kijken uit naar een avondje shoppen. Een aantal studenten hebben een groepsgesprek over vooroordelen omtrent homoseksualiteit. Een jonge hunk en zijn vriendinnetje wandelen verliefd door de schoolgangen ...

Maar de dag zal niet eindigen zoals alle andere. De twee vrienden Alex & Eric hebben zich een wapenarsenaal aangeschaft en dringen de school binnen met als doel zoveel mogelijk slachtoffers te maken en vervolgens zelfmoord te plegen.

Regisseur Gus Van Sant baseerde deze film op een kortverhaal van de hand van schrijver/regisseur Harmony Korine (maker van het meesterwerk Gummo uit 1997). Dit kortverhaal was op zijn beurt natuurlijk gebaseerd op de gruwelijke gebeurtenissen die plaatsvonden in de Columbine High School in Colorado op 20.04.1999, toen twee studenten een waar bloedbad aanrichtten waarbij twaalf medestudenten het leven lieten.

De titel van de film is gebaseerd op de gelijknamige tv-film uit 1989 over het geweld in Noord-Ierland, waarover schrijver Bernard MacLaverty zei dat de problemen even groot waren als een olifant in een woonkamer.

De gruwel van Columbine bepaalt natuurlijk de geest van Elephant, hoewel we in het eerste uur van de film de twee geweldplegers maar éénmaal in een glimp te zien krijgen. Van Sant behoudt er zich voor om een pedagogische retoriek te voeren omtrent het waarom van de gruwel, maar kiest ervoor om met een amateur-cast (de acteurs behouden in de film overigens gewoon hun eigen voornaam) en met grotendeels geïmproviseerde dialogen een blik te werpen op de alledaagse sleur in een middelbare school.

Een aantal gesprekken en handelingen zien we overigens meermaals, telkens vanuit het perspectief van een andere student/acteur. De shots zijn meestal zeer lang en de steadicam plant zich meestal achter de student in kwestie, zodat de kijker zeer dikwijls op de rug zit te kijken van een acteur terwijl die een wandeling onderneemt door de ogenschijnlijk eindeloze gangen van de school. Zo duurt het shot waarin de drie meiden in de cafetaria gevolgd worden, ruim vijf minuten. En zo kijken we ook minutenlang op de rug van de geplaagde student Alex die twee pianosonate's van Beethoven speelt, terwijl zijn vriend Eric zich met een videogame amuseert. De twee sonate's van Beethoven vormen trouwens de ruggegraat van de sobere maar functionele soundtrack.

Deze longshots werken voortreffelijk en dompelen de kijker onder in het rijke gamma aan leefwerelden die zich in een middelbare school afspelen. Voor de ene is het een stimulerende omgeving, voor de andere gewoon saai, voor nog iemand anders is het keihard afzien, ... Critici deden deze film af als te kunstig en ook de meningen bij het grote publiek waren verdeeld. De gustibus et coloribus non est disputandum, maar bij mij had deze film het effect van een kopstoot. Ik sliep er onrustig van en werd door nare dromen achtervolgd.

Het is volkomen terecht dat Gus Van Sant met deze film de gouden palm op het filmfestival van Venetië binnenhaalde. Grote cinema, zinderende kunst.

Website Elephant

19 oktober 2006

Tomàn - Shearwater (AB - 19.10.2006)

Ik keek reikhalzend uit naar het optreden van Tomàn, niet in het minst o.w.v. de zeer positieve reviews die ik van Keust & Raf aangaande een recent optreden - waar ik helaas niet bij aanwezig kon zijn - mocht horen. En het concert viel verre van tegen. Zoals met veel postrock-bands het geval is, wordt de concertganger niet zozeer verrast met technische hoogstandjes maar wordt hij eerder bij het nekvel gegrepen door het contrast intiem/explosie. Een gouden formule voor wie graag meedrijft op een oceaan van emoties. Met het verschijnen van hun nieuwe plaat "perhaps we should have smoked the salmon first" lijkt Tomàn toch ietwat een nieuwe weg ingeslagen te zijn. Natuurlijk is de geest van bands zoals Mogwai en Explosions In The Sky nooit ver weg, maar toch is er meer ruimte voor subtiele electronica waardoor ik geregeld aan Tortoise en Gravenhurst moest denken. Een zeer degelijk optreden dat afklokte op een vijftigtal minuten en dat eindigde met een fantastische uitsmijter, waarbij een paar distortionlagen werden begeleid door twee bandleden op drums. Ik dacht dat het optreden werd gestreamd via AB-TV, maar voorlopig staat het concert nog niet online.



Grote onbekende van de avond was voor mij Shearwater, ontstaan in 2001 toen twee leden van de band Okkervil River een uitlaatklep zochten voor hun meer rustige nummers. Ondertussen werden reeds enkele albums en een EP uitgebracht en zeer recent werd het nieuwste album Palo Santo op de wereld losgelaten. Met een instrumentarium dat bestaat uit een banjo, toetsen, een contrabas en percussie is het perfect mogelijk om ranzig slechte folk te plegen. Maar frontman en songsmid Jonathan Meiburg kreeg de AB-club al snel in zijn ban met songs die nog bezwaarlijk louter in het countryfolk-hokje te stoppen zijn en die ergens het midden houden tussen Tim Buckley en John Cale. Het stembereik van Meiburg is redelijk uniek en graaft diep in je ziel. Tijdens een tweetal songs bestond het geluid uit weinig meer dan de hoge kopstem van Meiburg en je kon een kopspeld horen vallen. Maar het was gelukkig niet al treurnis wat de klok sloeg, hoewel de muziek van Shearwater zich nu niet meteen laat lenen om een vrolijk feestje op te luisteren. Het is kenschetsend voor schitterende optredens dat ze even lang lijken te duren als een vingerknip : dit optreden was er een schoolvoorbeeld van. Het was een voorrecht om het allereerste concert van Shearwater op Belgische bodem - tevens het allereerste van hun Europese tournee - te mogen bijwonen. Klik hier om een mp3 te beluisteren van één van de nummers van het nieuwe album (Seventy-four seventy-five).

18 oktober 2006

Richard Pryor live in concert

Regie : Jeff Margolis (1979)

Registratie van een stand-up comedy-act van Richard Pryor. In totaal zijn er vier live-registraties van Pryor uitgebracht, maar dit optreden wordt niet alleen als de beste van Pryor beschouwd, maar tevens als één van de beste stand-up prestaties aller tijden.

Dit kan ik alleen maar beamen. Tegen een enorm tempo debiteert Pryor een hele resem grappen en observaties over rasverschillen, geslacht, ... Sommige scènes zijn om te gieren. De wandeling door het bos is één van de geweldige hoogtepunten. De interactie met het publiek is magisch. Pryor beheerste perfect een heel gamma aan gelaatsuitdrukkingen en fysieke expressies en was daarmee zijn tijd ver vooruit. Zijn timing was feilloos. Zonder Pryor geen Eddie Murphy. Jerry Seinfeld noemde Pryor de Picasso van de stand-up comedy.

Pryor groeide op in Illinois in het bordeel van zijn grootmoeder, werd al snel van school gestuurd, zat zowat zijn hele legerdienst in het legerkasjot en verhuisde uiteindelijk naar New York. Daar begon hij regelmatig in clubs op te treden en hij verscheen regelmatig op TV bij diverse talkshows. Zijn populariteit begon te groeien en hij slaagde erin om een controversiële comedy-act te koppelen aan een geslaagde filmcarrière, die uiteraard veel komedies omvat maar waarin hij zich af en toe ook van zijn serieuzere kant kon laten zien. Met zijn rol in de blockbuster Superman III uit 1983 verdiende hij zelfs meer dan Christopher Reeve ! Helaas ging één en ander ook gepaard met een immense cocaïne-verslaving en een zeer turbulent privé-leven (hij trouwde maar liefst zeven maal !). Toen bij Pryor in de jaren '80 multiple sclerose werd vastgesteld, was dit het begin van een pijnlijk gevecht tegen de ziekte. Een gevecht dat Pryor uiteindelijk in 2005 verloor.

The cheat

Regie / Productie : Cecil B. DeMille (1915)

De spilzieke Edith is getrouwd met een arme aandelenhandelaar. Ze geeft elke dollar uit aan schone schijn voor de high society en geraakt bevriend met Haka Arakau, een ogenschijnlijk charmante en steenrijke ivoorhandelaar uit Birma. Ze is tevens schatbewaarster van het Rode Kruis-fonds. Meegesleept door de aandelenhandel waagt ze een wilde gok met de haar toevertrouwde fondsen, maar ze verliest alles. Ze vertrouwt haar geheim toe aan Arakau. Deze pikt hier handig op in en betaalt haar het verloren geld terug, op voorwaarde dat zij zich aan hem geeft. Maar Edith heeft geluk : de investeringen van haar man brengen plots enorm veel geld op en ze tracht Arakau van zich af te kopen. Deze weigert echter en hij mishandelt Edith en brandmerkt haar zelfs. Edith schiet Arakau neer. De man van Edith vindt even later de gewonde Arakau, begrijpt meteen de hele situatie, en bekent zelf de aanslag om zijn vrouw te sparen. In een druk bijgewoond proces zit de man van Edith op de beklaagdenbank. Maar Edith houdt het niet meer uit, bekent alles en plein public en toont haar brandmerk. De massa ontsteekt in woede en de politie kan ternauwernood verhinderen dat Arakau door de massa gelyncht wordt. Edith en haar man gaan vrijuit ...

Cecil Blount DeMille (1881-1959) is één van de grote iconen van Hollywood. Hij nam tijdens de periode van de stomme film de fakkel over van D.W. Griffith en draaide tijdens deze periode een hele reeks huiselijke drama's en komedies. The Cheat wordt beschouwd als één van zijn beste films uit deze periode. DeMille schakelde moeiteloos over naar de geluidsfilm. Hij is de uitvinder van de zogenaamde Hollywood-taste : een film succesvol maken door er zoveel mogelijk elementen in te stoppen waar het grote publiek op afkomt. Spektakel, actie en een vleugje erotiek : DeMille wist steeds de juiste mix te vinden. Van het tachtigtal films dat hij draaide, waren er slechts zes verlieslatend. Al zijn andere films deden de boxoffice steeds rinkelen. Groots opgezette spektakelfilms waren zijn ding. De remake van The ten commandments (origineel uit 1923) werd hem echter teveel : tijdens de opnames in 1956 kreeg hij een zware hartaanval. Hij kon de film nog afwerken maar overleed korte tijd later.

De overlevende versie van deze film is een versie uit 1918. In de originele versie uit 1915 was de slechte aziaat van dienst een Japanner. Na protest van een Japanse belangenorganisatie en gelet op de precaire politieke verhoudingen tijdens WO I, werden de tussentitel-pancartes gewijzigd en werd de slechterik tot een inwoner uit Birma gedoopt. Nog een weetje omtrent The Cheat : het is de allereerste film op basis waarvan ooit een opera is geschreven, i.p.v. andersom (namelijk La forfaiture van Camille Erlanger).

Dé ster van de film is acteur Sessue Hayakawa in de rol van de doortrapte aziaat. Hij straalt een enorm charisma uit en was de allereerste aziatische ster in Hollywood. De critici prezen vooral zijn Zen-achtige acteermethode en het publiek viel massaal voor zijn goede looks. Hij bleef nog enkele jaren uiterst populair. Hij had blijkbaar een zeer grondige hekel aan zijn tegenspeelster in The Cheat (namelijk de rotverwende actrice Fanny Ward) en zou later verklaren dat hij met zeer veel plezier de scène speelde waarin hij Ward met een gloeiende stempel mocht brandmerken.

Ondanks het feit dat aziaten zeer karikaturaal worden geportretteerd en dat de rol van de vrouw verre van strookt met de huidige opvattingen over de gelijkheid der seksen, is The Cheat een prachtige film die ik ten zeerste kan aanbevelen.

14 oktober 2006

Carnival of souls

Regie / productie : Herk Harvey (1962)

Een dragrace tussen twee auto's loopt fataal af : een auto met drie jonge vrouwen rijdt van een brug en komt in een brede rivier terecht. De dregwerken zijn al enkele uren bezig en het lot van de drie vrouwen lijkt bezegeld, totdat één van hen (Mary) plots toch nog aan wal komt gekropen. Enkele dagen later verhuist Mary naar Salt Lake City, Utah om daar als kerkorganiste aan de slag te gaan. Maar sinds het ongeluk is Mary niet meer dezelfde : ze heeft regelmatig visioenen waarbij telkens een zombie-achtig hoofd opdoemt. Bovendien heeft ze periodes waarbij ze plots geen geluiden meer hoort en waarbij haar omgeving haar niet meer kan waarnemen. En dan is er nog het Saltair, een afgelegen en verlaten amusementspark dat een vreemde aantrekkingskracht uitoefent op de jonge vrouw. Het is daar dat Mary de confrontatie zal moeten aangaan met haar demonen ...

Dit is de enige fictie-film die Harold 'Herk' Harvey - die ook de rol van opperzombie vertolkt -ooit regisseerde. Hij heeft echter ook zo'n 400 educatieve films en films bestemd voor diverse takken van de industrie op zijn naam staan. Hoe hij op het idee voor Carnival of Souls kwam :
"I was on location in California shooting an industrial film for Centron, and decided to travel home by car. Driving back, I was passing Salt Lake, and I saw for the first time an abandonded amusement park called Saltair. Well, with the sun setting and with the lake in the background, this was the weirdest-looking place I'd ever seen! I stopped the car and walked about a half or three-quarters of a mile to the place, and it was spooky indeed. And I thought, 'Gee, what a tremendous location!'---because it's completely isolated from everything and everybody. I came back and talked to John Clifford, who was a writer at Centron and a co-worker, and told him that I needed a horror script that would revolve around Saltair. So basically in talking we came up with some of the general plot, and he wrote the script in a matter of a couple weeks."

Het script werd losjes gebaseerd op de Twilight Zone-episode The hitch-hiker en met een absoluut minimum aan geld en in een goede twee weken werd de hele prent ingeblikt.

Hoewel bij de release in 1962 er nauwelijks enige aandacht werd besteed aan deze goedkope B-film, heeft hij in de loop der jaren een enorme cult-reputatie opgebouwd en wordt hij zelfs beschouwd als één van de belangrijkste horrorfilms van de twintigste eeuw. Het moet inderdaad gezegd dat de crew optimaal gebruik maakt van de zeer beperkte middelen : de soundtrack (orgelmuziek) is zeer griezelig, de editing is zeer doeltreffend, en het gebruik van het verlaten amusementspark als decor voor het carnaval van de doden is een gouden zet. Bovendien graaft de film heel wat dieper dan de gemiddelde B-film vermits er ook psychologische, seksuele en religieuze lagen in aan te treffen vallen.

De supporting cast bestaat vooral uit leden van de plaatselijke bevolking en zij kwamen met hun prestatie bezwaarlijk in aanmerking voor een oscar ... Leading Lady Candace Hilligoss speelt echter wel een zeer degelijke rol als de verwarde Mary. Ze trachtte om haar cultreputatie nog wat uit te breiden door een rol in The curse of the living corpse uit 1964, maar daar hield het op. Haar filmografie bestaat dus uit amper twee films ...

De invloed van Carnival of souls is immens. Night of the living dead van George Romero, Blue Velvet en Eraserhead van David Lynch, ... : ze plukken allemaal elementen uit deze prent, die dan technisch misschien wel inferieur is maar die ten volle een cultreputatie verdient door haar sfeerschepping.

Voor een zeer omstandige bespreking van deze film : lees deze review.

Australian Dance Theatre : Held (Warande - 13.10.2006)

Productie uit 2004 van het dansgezelschap uit Adelaide, Australië. Choreografie van artistiek directeur Garry Stewart.

Terwijl het publiek in een uitverkochte Warande binnenstroomt, is de voorstelling in feite reeds bezig. Links en rechts van het podium staan twee grote projectieschermen. Vooraan staat de gerenommeerde dans-fotografe Lois Greenfield foto's te nemen van enkele dansers. De foto's worden ogenblikkelijk op de grote schermen geprojecteerd. Wanneer de dansvoorstelling losbarst, blijkt dat de fotografe een extreem korte sluiterstijd toepast. Dit levert zeer spectaculaire plaatjes op. Flitsende lichamen die roerloos in de lucht lijken te hangen. Een tiental dansers, die er door hun kledij nogal gothic uitzien, voeren de choreografie uit, die elementen van klassiek ballet, breakdance en acrobatie bevat.

Om het met de woorden van ADT zelf te zeggen :
"Embodying the dynamic tension between the action of Garry Stewart’s ballistic choreography and its ‘fixed’ capture by photographer Lois Greenfield, HELD juxtaposes solidity with liquidity, heaviness with lightness, stillness with flow, clarity with illusion into an extraordinary live performance. Using electronic strobes to photograph the dramatic explosions and propulsion which are Garry’s signature kamikaze style, Lois will create the illusion of weightlessness by freezing these dynamic moments at 1/2000 of a second, projected instantaneously, revealing to the audience a moment that exists beneath the threshold of perception. This is the first time the inner process of photography will be ‘dramatised’ in the context of a choreographed dance piece. The performance touches on the materials, methods and optics of photography and its time-altering alchemy. By stopping time a split second becomes an eternity. Ironically, freezing a split second gives the movement more solidity than it had as a fleeting gesture of dance. We know that nothing in the real world can exist in two dimensions, yet photographs seduce us in believing that it is a valid representation of reality. In HELD, image and performance collide on a visually equal playing field. These breath-taking images, projected onto a series of large video screens, are interplayed with video art and an encapsulating soundtrack which traverses styles and genres. The video footage that intersperses the moments of choreography and photography seeks to balance the ‘heroic’ and ‘iconic’ still images by giving a more discreet insight into the persona of the dancers."

Hoewel de interactie tussen dans en fotografie een mooi uitgangspunt is en dit vooral een aantal fascinerende instant-foto's opleverde, raakte deze voorstelling me nauwelijks. Hoe mooi de theorie over de 'dramatisering van het innerlijke proces van fotografie' ook is, het was weinig meer dan een gimmick die al snel ging vervelen. Maar het was wel een mooie manier om te verhullen dat de choreografie op het eerste zicht spectaculair was, maar uiteindelijk weinig meer inhield dan uitvluchten om plaatjes te schieten van 'zwevende' dansers. Tekenend hiervoor was de wel zeer duffe manier waarop de voorstelling eindigde : met de vertoning van een slideshow van oudere foto's van de voorstelling. Maar het zal wel aan mij gelegen hebben, want het publiek in de Warande liep met twee voeten in de val en viel en masse voor het ADT-spektakel.

Al dit spektakel ten spijt, was het meest indrukwekkende moment van de voorstelling meteen ook het meest sobere : geen fotoshoot, geen stroboscoop, geen beats, geen acrobatieën, geen industriële beats, maar zeer traag uitgebeelde groepsportretten met religieuze inslag (zoals de Drie Wijzen die het kind Jezus aanbidden).

Wel vermeldenswaardig is de soundtrack (die zeer industrial aandeed), samengesteld en geschreven door Darrin Verhagen. Ik kon er onder andere flarden Rammstein en Radiohead in ontwaren.

Australian Dance Theatre website

13 oktober 2006

Full metal jacket

Regie/productie/screenplay (co-auteur) : Stanley Kubrick (1987)

De waanzin van oorlogsvoering wordt door Kubrick op twee manieren veruitwendigd : ten eerste door ons een blik te gunnen op het meedogenloos harde boot camp, waar jongemannen opgeleid worden tot keiharde Marines. Instructeur Hartman drilt de mannen alsof zijn leven ervan afhangt, slingert hen constant spitante beledigingen naar het hoofd en laat geen enkele kans onbenut om zijn recruten erop te wijzen dat ze niet meer zijn dan onbeduidende maggots in dienst van het leger. De mollige soldaat Pyle kraakt onder het bewind van Hartman en zijn stoppen slaan volledig door, met rampzalige gevolgen ...

In het tweede deel verplaatst de waanzin zich naar het front zelf. Plaats en tijd van actie : Vietnam, 1968 ten tijde van het Tet-offensief, nabij Hue. Soldaat Joker, die tot dan de oorlog voornamelijk achter de linies beleefde als oorlogscorrespondent voor de Stars & Stripes-verslaggeving, staat nu met zijn neus bovenop de gruwel. Hij zal moeten kiezen tussen de twee aspecten van menselijke dualiteit, die ook uit zijn uniform blijkt : kiest hij voor 'born to kill' (boodschap op zijn helm), of voor mededogen (hij draagt tevens een peace-button op zijn hemd) ? Een keiharde aanvaring met een vrouwelijke vietcong-sniper stelt hem voor de keuze. Ook Joker ontsnapt echter niet aan de gruwel, ook hij is een vechtmachine geworden. Onder het zingen van de Mickey Mouse Club-hymne trekt het gehavende peloton verder, de volgende oorlogsgruwel tegemoet ...

Kubrick baseerde zijn oorlogsepos op de novelle The short-timers, in 1979 uitgebracht door Gustav Hasford, een voormalig oorlogscorrespondent. Wanneer men het over Full Metal Jacket heeft, gaat het bijna altijd over het eerste deel (de training in het boot camp), waar Hartman de plak zwaait. Lee Ermey was oorspronkelijk aangetrokken als technisch adviseur, maar Kubrick was dusdanig onder de indruk van diens bulderende beledigingen, dat hij hem ineens ook maar de rol van drill-instructor Hartman aanbood. Het is een gouden zet gebleken, want het leverde niet alleen een ijzersterke acteerprestatie op, maar tevens een pleiade aan spitsvondige beledigingen. Om de emoties van de acteurs in de boot camp-scènes extra kracht te geven, liet Kubrick Ermey nooit samen met de andere acteurs de scènes instuderen.

De film werd volledig op locatie opgenomen in Engeland (meer bepaald op een industriële site in Enfield, een Britse legerbasis in Bassingbourne en een verlaten cokes-fabriek nabij Londen). Nog een leuk weetje : op de credits wordt de filmmuziek toegeschreven aan een zekere Abigail Mead. Dit is echter een pseudoniem voor Vivian Kubrick, de dochter van Stanley.

Full Metal Jacket is verre van de beste Kubrick-film. De harde training in het boot camp levert onvergetelijke scènes op (de waanzin in de ogen van soldaat Pyle !). Hoewel de tweede helft van de film ook krachtige scènes oplevert, kan dit gedeelte van de film in veel mindere mate de spankracht gaande houden. Er zijn een aantal andere oorlogsfilms op te noemen die de gruwel van oorlog veel beter uitbeelden. Wanneer je op voorhand weet dat de vechtscènes opgenomen zijn in en rond een vervallen fabriek, boeten deze scènes al aan kracht in. Maar misschien ben je als kijker gewoon geneigd om bij Kubrick de lat altijd nét iets hoger te leggen. Want Kubrick was nu eenmaal één van de belangrijkste regisseurs van de twintigste eeuw. Indien Full Metal Jacket door een mindere God geregisseerd was, zou ik vol lof zijn. Naar de normen van Kubrick kan ik echter niet anders besluiten dan dat Full Metal Jacket minstens gedeeltelijk een gemiste kans is om het ultieme oorlogsepos te maken.

Warner Bros. website over Stanley Kubrick

12 oktober 2006

The narrow margin

Regie : Richard Fleischer (1952)

Politie-detective Walter Brown krijgt de opdracht om de nukkige weduwe van een gansterbaas te beschermen tijdens haar treinreis van Chicago naar Los Angeles, waar ze zal getuigen tegen de maffia. Uiteraard is de maffia hiervan op de hoogte en ze zullen verschillende pogingen ondernemen om de weduwe te doden. De mobsters weten echter niet hoe de weduwe van de gansterbaas er uitziet, en detective Brown weet niet welke passagiers al dan niet tot de maffia behoren ... Een spannend kat- en muisspel begint en er zullen onvermijdelijk slachtoffers vallen ...

The narrow margin is een zalige film noir uit de oude doos van RKO Radio Pictures, volgens sommigen zelfs dé perfecte B-film. De prent is met een zeer beperkt budget gemaakt en als je de plot onder de loep legt kun je wel enkele onwaarschijnlijkheden ontdekken, maar het tempo van de film is retestrak, de spanning zit er goed in, en regisseur Fleischer maakt perfect gebruik van licht en schaduw en van de krappe ruimte (de film speelt zich quasi volledig in een trein af). De snedige dialogen en het pittige script (beloond met een oscarnominatie) doen de rest.

Actrice Marie Windsor zet een mooie prestatie neer als de weerbarstige weduwe, en haar rol werd ook door Stanley Kubrick opgemerkt : hij castte haar onmiddellijk voor een rol in The Killing (1956). Charles McGraw - met de zeer karakteristieke kop - is de gedroomde ruige held van dienst. Zijn filmografie bestond in het begin van zijn carrière hoofdzakelijk uit gangsterrollen, maar toch heeft hij ook rollen weten weg te kapen in klassiekers zoals Spartacus en The Birds.

Hollywood maakte er een middelmatige remake van (uit 1990, geregisseerd door Peter Hyams met Gene Hackman in de hoofdrol).

Federico García Lorca : de mooiste gedichten

Federico García Lorca werd in 1898 geboren in een klein dorpje nabij Granada. Het gezin verhuisde in 1909 naar Granada waar hij het diploma van licenciaat in de wijsbegeerte & letteren behaalde. Zijn eerste passie lag bij muziek : hij studeerde notenleer, gitaar en piano, hij schreef essays over traditionele en moderne muziek, hij schreef bewerkingen van diverse Spaanse volksliederen en hij onderhield contacten met talrijke musici.

In 1916 begint hij aan zijn rijke literaire carrière die zeer verscheiden vormen van literatuur voortbracht : proza, poëzie, reisindrukken, literaire kritiek, een hele reeks voltooide en onafgewerkte toneelstukken, lezingen, interviews, correspondentie, ... De creatieve kracht van Lorca leek onuitputtelijk. Hij was tevens een grafisch kunstenaar. Er zijn van hem ruim vierhonderd tekeningen en schetsen bewaard gebleven.

In 1919 vertrok hij naar Madrid, waar hij in contact kwam met progressieve intellectuelen van allerlei slag en waar hij vooral aansluiting vond met de avant-gardistische beweging. Hij knoopte o.a. een nauwe vriendschap aan met Luis Buñuel en Salvador Dalí, een vriendschap waar een abrupt einde aan zou komen toen Buñuel en Dalí in hun surrealistisch meesterwerk Un chien Andalou (1929) het werk van Lorca op de hak namen. Lorca vertrok voor een jaar naar de USA (vooral New York).

Tussen 1931 en 1935 was hij artistiek directeur van de theatergroep La Barraca, een reizend gezelschap dat tot doel had de gewone man in contact te brengen met het klassieke Spaanse theater. Dit stelde Lorca in de gelegenheid om ook zelf volop aan zijn toneeloeuvre te werken, wat hem grote successen opleverde. Spanje geraakte ideologisch echter meer en meer verdeeld, waarbij de homoseksuele Lorca werd beschouwd als hét boegbeeld van de republikeinse progressievelingen. Bij het begin van de Spaanse Burgeroorlog in 1936 werd Lorca zonder enige vorm van proces doodgeschoten door aanhangers van Franco. Hij stierf op 38-jarige leeftijd op het hoogtepunt van zijn literaire kunnen.

Door een reeks toevalligheden ben ik in het bezit gekomen van een gedichtenbundel van Lorca. Er zijn gedichten opgenomen uit alle periodes van de literaire bedrijvigheid van Lorca : van het sentimentele dichtwerk uit zijn jeugd, over de bucolische lyriek van de latere jaren, tot de donkere sonnetten uit zijn laatste levensjaren (Sonetos del amor oscuro).

Weinig gedichten leggen de band tussen Eros en Thanatos zo pijnlijk bloot, als het gedicht Hartstochtelijk Madrigaal (april 1919) :

Hartstochtelijk madrigaal

Ik had zo graag aan je lippen gerust
om uit te doven in de sneeuw
van je tanden.

Ik had zo graag aan je borst gerust
om er bloedend in te vergaan.

Ik was zo graag altijd opnieuw
in je gouden haren weggedroomd

tot je hart een grafkuil werd
van mijn rouwend hart,

tot mijn vlees jouw vlees werd,
mijn voorhoofd het jouwe.

Ik had zo graag dat ik met hart en ziel
je kleine lichaam binnendrong,

dat ik je enige gedachte was,
en je kraakwitte kleed.

Dat je zo hartstochtelijk
op mij verliefd zou zijn
dat je, naar mij op zoek, jezelf verloor
zonder mij ooit te vinden.

Dat je op je dooltocht mijn naam
naar de einder schreeuwde,
en je de rivieren naar mij vroeg
en droef de bitterheden dronk
die mijn hart op de weg
uit liefde voor jou heeft verloren.

En dan zal ik je zwakke en zachte
lichaam binnendringen,
en word ik, vrouw, jezelf
en ben ik voor altijd bij jou,
terwijl jij tevergeefs naar mij zoekt
van oost naar west,
tot eindelijk de dood
ons beiden met zijn grauwe vlam verkoolt.

In het bundel zijn tevens een aantal tekeningen van Lorca opgenomen. Aansluitend bij de thematiek van voormeld gedicht is Soledad Montoya uit 1930 een mooi voorbeeld van de veelzijdigheid van Lorca :

Willem Frederik Hermans : De laatste roker - verhalen

Verhalenbundel van W.F. Hermans. Een verzameling kortverhalen die zowat de ganse carrière van Hermans omvat. De verhalen zijn allemaal (op Afscheid van Canada na) reeds eerder gepubliceerd in de periode 1947 t.e.m. 1990, meestal in Elsevier of het NRC Handelsblad.

W.F. Hermans (1921-1995) wordt - samen met Harry Mulisch en Gerard Reve - tot de 'Grote Drie' gerekend, zijnde de drie belangrijkste naoorlogse Nederlandse auteurs. Zijn oeuvre is even omvangrijk als indrukwekkend. Romans, novellen, verhalen, poëzie, toneel, essays, ... Momenteel is het Huygens Instituut bezig met een nieuwe uitgave van de volledige werken van W.F. Hermans, waarvan het eerste deel in november 2005 is verschenen (meer info vind je op deze website). De Volledige Werken zullen bestaan uit 23 à 24 verzamelbanden van 800 à 1000 pagina's per stuk, dit om je een idee te geven over de omvang van het werk van W.F. Hermans. Jaarlijks zullen twee delen gepubliceerd worden en de publicatie van het laatste deel is voorzien voor 2016.

Deze verhalenbundel biedt een mooie staalkaart van het oeuvre van Hermans. Zo zijn er enkele kortverhalen die eerder naar het surrealistische of het absurde neigen (zoals De Nooduitgang uit 1983 - Uitgever Oorwurm uit 1962 - In verwarring, onder verdoving uit 1960). Maar Hermans is voor mijn part op zijn best wanneer hij zijn bedrieglijk eenvoudige, zakelijke stijl hanteert en daarmee messcherp en droog-humoristisch zijn protagonisten hun ding laat doen (meestal recentere verhalen, zoals Naar Magnitogorsk uit 1990 - De laatste roker uit 1990 - Levitatie uit 1991 - Twee gebouwen, twee geleerden uit 1981).

Hermans publiceerde tijdens zijn leven een zestal verhalen waarin hij de schrijver Richard Simmillion als hoofdfiguur laat opdraven. Drie van deze verhalen zijn ook in deze bundel opgenomen (Dood en weggeraakt uit 1980 - Waarom schrijven ? uit 1983 - Afscheid van Canada uit 1954 en later). De zes verhalen werden na de dood van Hermans gebundeld onder de titel Richard Simmillion : een onvoltooide autobiografie. Het is inderdaad zo dat de fictieve Richard Simmillion veel gelijkenissen vertoont met zijn schepper. Maar in welke mate deze verhalen al dan niet autobiografisch (bedoeld) zijn, is voer voor de literatuurwetenschap. Martien De Jong schreeft er een essay over (waarvan de volledige tekst op deze website te lezen valt).

Ik had eerder al enkele romans van Hermans gelezen (Nooit meer slapen uit 1966 - Au pair uit 1989 - Onder professoren uit 1975) en was reeds groot liefhebber van zijn werk. Mijn voorliefde voor W.F. Hermans is door deze veelzijdige verhalenbundel echter enkel maar versterkt.

Tonnen infomatie op de Willem Frederik Hermans website.

Ivan Sergejevitsj Toergenjev : Faust en andere verhalen

Verhalenbundel van de Russische schrijver Ivan Toergenjev (geboren in 1818 in het landgoed Spasskoje nabij Orel, gestorven in 1883 nabij Parijs aan de gevolgen van kanker).

Hij studeerde achtereenvolgens in Moskou, Sint-Petersburg en Berlijn en was veruit de verstandigste van de 'grote' Russische auteurs. Niet alleen was hij meerdere talen machtig, maar hij beschikte tevens over een grote kennis van geschiedenis en filosofie.

Na oorspronkelijk wat dichtwerk gepleegd te hebben, oogstte hij veel succes met een bundel jagersverhalen (1852, Zapiski ochotnika). Toergenjev had geluk dat dit boek door de mazen van het censuurnet glipte, want zijn naam was eerder in opspraak gekomen : naar aanleiding van de dood van de gecontesteerde schrijver Gogol (1809-1852) - waar Toergenjev nog les van had gehad - schreef Toergenjev een zeer lovend stuk over Gogol. Voor deze lofrede werd Toergenjev een maand lang onder arrest gehouden en uiteindelijk naar zijn landgoed verbannen. Hij kwam in nog nauwere schoentjes te staan toen een Franse vertaling van zijn jagersverhalen in Parijs veel bijval oogstte en geïnterpreteerd werd als sociale kritiek op de lijfeigenschap.

Maar de lijfeigenschap was gedoemd om te verdwijnen. De nieuwe tsaar Alexander II was onder de indruk van het werk van Toergenjev, aan wie gratie werd verleend. Zijn literaire carrière kon nu pas echt een aanvang nemen, gepaard gaande met lange verblijven in Frankrijk, Duitsland en Engeland.

Hij publiceerde in totaal zes romans (waarvan Vaders en zonen, gepubliceerd in 1862, de bekendste is), diverse toneelstukken en éénakters, en een hele reeks novellen en verhalen. Zijn schrijfstijl was zeer sober en helder en de verhaallijnen van zijn vertelsels vertonen steevast een duidelijk patroon, op het triviale af. Dit maakte hem tot een zeer populair schrijver bij brede lagen van de bevolking. Toergenjev geloofde niet in radicale revoluties maar was een voorstander van liberale hervormingen. Een rode draad in zijn werk is dan ook het maatschappelijke en politieke onvermogen van de Russische intelligentsia, de zogenaamde 'overtolligen' (zo genoemd naar het kortverhaal 'Dagboek van een overtollig mens' uit 1954, tevens opgenomen in deze verhalenbundel).

Hoe intelligent Toergenjev ook was en hoe gematigd zijn politieke opvattingen ook waren, toch kon bij hem de passie ook wel eens hoog oplaaien. Zo is er de volgende anekdote : Toergenjev en Tolstoj zijn beiden op bezoek op het landgoed van de dichter Afanasi Fet (1820-1892). Toergenjev blaast er de loftrompet over de gouvernante van zijn dochter Paulinette. Deze gouvernante was blijkbaar sociaal ingesteld, want droeg regelmatig aan Toergenjevs dochter op om bij arme mensen kapotte kleren op te halen en deze te herstellen. Tolstoj vond dit nogal hypocriet, waarop Toergenjev in woede ontstak en het landgoed verliet. Eén en ander escaleerde en het kwam ei zo na tot een duel tussen de twee literaire grootheden. Uiteindelijk werd de ruzie weer bijgelegd maar het duurde nog zeventien jaar vooraleer ze opnieuw met elkaar spraken en correspondeerden. En dat allemaal voor één opmerking over het verstellen van kleren van de armen ! Die negentiende-eeuwse Russen toch ...

08 oktober 2006

Sisters in law

Regie : Forence Ayisi & Kim Longinotto (2005)

Kumba in het zuidwesten van Kameroen. De WLA (Women Lawyers Association) tracht al zeventien jaar op te komen voor de rechten van vrouwen en kinderen. Geen evidente zaak als je weet dat deze streek beheerst wordt door een combinatie van gewoonterecht en moslimregels. Mannelijke dominantie en mishandelingen bleven tot voor kort onbestraft.

Totdat twee sterke vrouwen zich met één en ander begonnen te bemoeien. Openbaar aanklaagster Vera Ngassa en rechter Beatrice Ntuba hebben recent enkele belangrijke overwinningen kunnen boeken. Het doel van deze prent is dan ook om een viertal belangrijke rechtszaken te documenteren om te kunnen dienen als wapen tegen eeuwenoude gebruiken, die tot veel ellende en uitwassen hebben geleid.

In hun kleine kantoortjes - en met slechts zeer beperkte middelen tot hun beschikking - trachten Ngassa en Ntuba vooral door overredingskracht en door een sterk gevoel voor rechtvaardigheid het recht te laten zegevieren. Dag na dag komen ze met veel ellende in aanraking. Er is de zeer pijnlijke affaire waarbij een negenjarig meisje brutaal werd verkracht door een illegale immigrant uit Nigeria. Er is de al even pijnlijke affaire waarbij een al even jong weesmeisje door haar tante wordt mishandeld met een kleerhanger. En er zijn twee gevallen waarbij moslimvrouwen zwaar worden mishandeld door hun respectievelijke echtgenoten.

Het nuchtere verstand van Ngassa en Ntuba, gecombineerd met hun passie om recht te doen zegevieren tegen alle vooroordelen in, leidt tot een simpel maar efficiënt rechtssysteem. Het feit dat een moslimrechtbank een echtscheiding heeft toegestaan aan een vrouw, tegen de expliticie wil van haar echtgenoot in, werd als een mijlpaal beschouwd en is van onschatbare waarde in het ontvoogdingsproces van de moslimvrouwen in Kameroen.

De film werd op meer dan 120 filmfestival vertoond (waaronder Open Doek) en sleepte diverse awards in de wacht.

Website Sisters in law

Capturing the Friedmans

Regie : Andrew Jarecki (2003)

Eind jaren '80 in Great Neck, een suburb ten noorden van Long Island, een residentiële buurt vol gezinnen uit de upper-middleclass. Het joodse gezin Friedman woont er. Vader Arnold is een gepensioneerde leerkracht die in zijn kelder computerlessen geeft aan jongens uit de buurt, met de hulp van Jesse, één van zijn drie zonen. Wanneer de FBI op een gegeven dag een postpak onderschept dat vanuit Nederland geadresseerd is aan Arnold Friedman en dat kinderporno blijkt te bevatten, barst de bom. Er wordt een huiszoeking verricht en er worden aanzienlijke hoeveelheden strafbare porno aangetroffen, o.a. in de kelder waar Friedman zijn privélessen geeft. De politie begint de leerlingen te ondervragen en al snel worden er beschuldigingen van seksueel misbruik geuit. Zowel vader Arnold als zoon Jesse zouden zich meermaals vergrepen hebben aan hun jonge leerlingen. Het geval Friedman wordt een hoofditem in het nieuws en beide beschuldigden worden afgeschilderd als baarlijke duivels. Hoewel zowel vader als zoon steeds hun onschuld staande hebben gehouden, pleit vader Arnold op den duur toch 'schuldig' in de hoop daarmee een gunstiger vonnis te bekomen voor zoon Jesse. Arnold wordt veroordeeld en pleegt zelfmoord in de gevangenis. Jesse wordt tevens veroordeeld en komt na enkele jaren voorwaardelijk vrij.

Deze documentaire is niet zozeer opmerkelijk door de feiten. Seksschandalen zijn er immers genoeg te betreuren. Wat er zeer apart is aan de Friedman-familie, is de zeer uitgebreide wijze waarop het gezin zelf het hele geval heeft gedocumenteerd. Het maken van homevideo's was in het gezin immers aan de orde van de dag. Zelfs nadat de bom barstte, bleven de zonen Seth en David opnames maken van het gezin en ze legden aldus op enorm schrijnende wijze de disfuncionaliteit en de desintegratie van hun eigen gezin vast.

Filmmaker Jarecki maakt veelvuldig gebruik van deze homevideo's en wisselt deze af met interviews met de diverse protagonisten. Vooral moeder Elaine komt vaak aan het woord, alsmede oudste zoon David en mede-beschuldigde Jesse. Ook de openbare aanklager, advocaten en oud-leerlingen van de Friedmans krijgen hun zeg.

De obsessie van de Friedmans om alles op video vast te leggen, heeft een zeer ranzig kantje. Zo wordt de laatste avond die vader Arnold met zijn gezin kan doorbrengen vooraleer naar de gevangenis te moeten, vastgelegd. Er wordt gelachen, er wordt een dansje gepleegd, er wordt als vanouds ruzie gemaakt. Ook de laatste vrije uren van Jesse worden op camera vastgelegd. Tijdens zijn laatste vrije momenten hangt hij de clown uit op de trappen van de rechtbank.

Maar er is vooral de twijfel. Zelfs regisseur Jarecki, die uit honderden uren documentatie deze film heeft samengesteld, weet nog niet waar de waarheid te situeren valt. Het is dan ook zijn verdienste dat hij de beelden voor zich laat spreken, dat hij het gezin Friedman als protagonisten laat optreden middels hun eigen footage, dat hij geen oordeel velt over schuld of onschuld. Meer dan het relaas van een seksschandaal, is Capturing the Friedmans bovenal een documentaire die vragen oproept over het genre zelf, over de wijze waarop beeldmanipulatie een belangrijke invloed vormt op het beoordelingsvermogen van het publiek. De slotconclusie moet dan ook zijn : 'the truth lies in the eye of the beholder'.

De film is er eigenlijk via een omweg gekomen. Jarecki wou een documentaire maken over partyclowns in New York. De populairste clown in New York is Silly Billy, achter wiens fopneus David Friedman schuilgaat. Toen bleek dat de populaire clown heel wat meer te vertellen had, ging Jarecki op zoek naar dat andere verhaal. Het resultaat : een gelauwerde documentaire met een oscarnominatie.

Meer weten ? Ga naar de Capturing the Friedmans website. Elke foto in het 'familiealbum' heeft zijn eigen soundbite.

06 oktober 2006

Hellwood feat. Johnny Dowd, Jim White & Willie B. (AB - 05.10.2006)

Hellwood is het samenwerkingsproject tussen Jim White en Johnny Dowd. Beiden zijn op hun eigen manier al enige tijd chroniceurs van het moeilijk in woorden uit te drukken americana-gevoel. Dowd is een verhuizer uit upstate New York die pas op zijn vijftigste zijn eerste album uitbracht (Wrong side of Memphis). Sedertdien bracht hij al enkele albums voort vol met verwrongen altcountry. Ondanks de cultreputatie die Dowd het laatste decennium heeft opgebouwd, is dit nog steeds niet voldoende om er van te kunnen leven en is hij nog steeds mede-manager van een verhuisfirma.

Voormalig surfer en fotomodel Jim White gaat doorgaans meer de folk-toer op maar is net zoals Dowd gefascineerd door religie en door de waanzinnige kantjes van Godsbeleving.

Beide heren vonden elkaar toen ze samenwerkten aan de schitterende film Searching for the wrong-eyed Jesus (tevens de titel van de debuutplaat van Jim White), in 2005 geregisseerd door Andrew Douglas (zie ook deze review). In deze prent is White onze gids doorheen de Biblebelt.

Deze samenwerking tussen de twee gelijkgestemde zielen resulteerde dus in het Hellwood-project, waaraan ook Dowds vaste begeleider en multi-instrumentalist Brian 'Willie B.' Wilson deelneemt. Zopas heeft deze samenwerking de debuutplaat Chainsaw of life voortgebracht. De drie heren deden alledrie hun duit in het creatieve zakje en aan ons het genot om het project op een podium aan het werk te zien. Dowd & White beiden op gitaar, Willie B. op drums (waarmee hij tevens op één of andere manier voor de baslijnen zorgde), en nog een vierde groepslid op toetsen & samples.

Hoewel White tussen de nummers door vocaal het voortouw nam met mooie streepjes droge humor, neigden de meeste nummers toch naar het werk van Dowd. De nummers die door Dowd werden gezongen, waren altijd veel wranger en donkerder van toon (ik denk bijvoorbeeld aan Thank You Lord), terwijl White voor de iets vrolijkere noot zorgde (God was drunk when he made me). Maar de quote van de avond staat zeker op naam van White, met diens solo-bisnummer (a bar is just a church where they serve beer). Al bij al een aangenaam optreden dat wellicht niet mijn eindejaarslijstje zal halen (daarvoor heb ik al teveel indrukwekkende dingen gezien dit jaar). Als het echter op puurheid en eerlijkheid aankomt, hebben Dowd & White van niemand een lesje te leren.

04 oktober 2006

Los lunes al sol

Regie : Fernando León de Aranoa (2002)

Een kuststad in Spanje nabij Allicante. Enkele jaren nadat de lokale scheepswerf de deuren sloot met massale ontslagen tot gevolg, zijn enkele ex-werknemers nog steeds op de dool en trachten ze om hun leven terug op de rails te krijgen.

De rebelse praatjesmaker Santa is nog steeds werkloos en moet voor de rechtbank verschijnen om zich te verantwoorden voor vernielingen die hij aanrichtte tijdens demonstraties tegen de ontslagen. Lino is een timide man van middelbare leeftijd die van het ene jobinterview naar het andere host waarbij hij zich telkens jonger voordoet dan hij in feite is, tegen beter weten in. Hetzelfde geldt voor José, wiens vrouw in een fabriek werkt. Hij lijdt aan een knoert van een minderwaardigheidscomplex nu zijn vrouw de enige broodwinner in huis is. De oude Amador werd verlaten door zijn vrouw en zoekt zijn toevlucht in de drank. Rico heeft een klein buurtcafé geopend en kan nét de eindjes aan elkaar knopen. Elke dag lijkt hetzelfde en vloeit naadloos over in de sleur van de volgende dag. Naast geldgebrek is de oeverloze verveling hun grootste vijand. Dag na dag zoeken ze troost bij elkaar aan de toog van Rico ...

De regisseur baseerde zijn script op de massale ontslagen die in het begin van de jaren '90 in Asturië vielen en koos ervoor om zijn sociale kritiek te verpakken in een trage en subtiele tragedie, die echter niet verspeend is van de nodige onderhuidse humor. Er is in feite geen eind of begin aan deze film. Zowel aan het begin als aan het eind wordt de vraag "Welke dag is het vandaag ?" gesteld. Het is toevallig telkens een maandag (vandaar de titel van de film : maandagen in de zon).

Doordat het verhaal (de economische en persoonlijke problemen waarmee langdurig werklozen te kampen hebben) zo universeel is, komt het geheel zeer geloofwaardig over en werkt het in feite beter dan sommige vurige sociale pamfletten die ooit het grote doek (ont)sierden maar die niet verder kwamen dan het serveren van een hoop drammerige pathetiek.

Een speciale vermelding verdient acteur Javier Bardem die een schitterende rol speelt als de opstandige vrijbuiter Santa.

Meer info op de mooie website van Los lunes al sol.

01 oktober 2006

Historias mínimas

Regie : Carlos Sorin (2002)

Drie anecdotische verhaallijntjes over doodgewone mensen in Argentinië, met als gemeenschappelijk kenmerk dat ze alledrie een reis ondernemen doorheen het desolate en winderige Patagonië naar de provinciestad San Julian.

Zo is er de bejaarde Justo. Hij baatte heel zijn leven een kleine kruidenierszaak uit, die nu door zijn zoon wordt uitgebaat. Nadat hij drie jaar eerder iemand aanreed en vluchtmisdrijf pleegde, is zijn hond weggelopen. De oude man verkeert in de overtuiging dat zijn hond toendertijd is weggelopen uit woede voor het misdrijf dat hij pleegde. Wanneer hij hoort dat zijn hond misschien in San Julian rondloopt, muist hij er vanonder en lift hij naar San Julian in de hoop dat hij zijn hond terugvindt en dat deze hem vergiffenis schenkt.

Justo krijgt o.a. een lift van Roberto, een gladde maar eenzame handelsreiziger die hoopt om goede punten te scoren bij een jonge weduwe die in San Julian woont, door een taart voor haar jarige zoontje mee te brengen. Maar de zoektocht naar de perfecte taart blijkt niet zo'n eenvoudige opgave. En zal de jonge weduwe wel opgezet zijn met zijn komst ?

In San Julian komen we ook Mariá Flores tegen, een verlegen en arme jonge moeder. Zij werd uitgeloot om deel te nemen aan een quiz in San Julian en heeft een lange busreis door Patagonië ondernomen in de hoop dat ze de hoofdprijs (een geavanceerde foodprocessor) mee naar huis mag nemen.

De titel van de film dekt perfect de lading. Er gebeurt niets groots of episch in deze kleine fabel, enkel simpele dingen en verlangens uit het leven van elke dag. Ik loop meestal niet al te hoog op met de latijns-amerikaanse cinema omdat deze veelal overgoten wordt met een té grote feel good-dosis. Gelukkig is Historias mínimas in dit bedje niet ziek. Het is een sobere en intieme prent die op diverse latijns-amerikaanse festivals een flink aantal awards in de wacht sleepte. Het onweerstaanbare naturel van de cast die grotendeels uit amateurs bestaat, zal daaraan niet vreemd zijn.

Super Disco Bross / The Weathermen / De Brassers (Cahier - 30.09.2006)

Aan Kloot Per W om de aftrap te geven van de afsluitende avond van de Cahier-maand. De beats werden voorzien door Peter Claessens middels een laptop die hij meedroeg in een soort frisco-bakje dat hij had omhangen. Op zang (en af en toe op klarinet of trompet) trad de vlaamse auteur Elvis Peeters in het voetlicht. Kloot begeleidde één en ander vanop zijn stoel en met zijn electrische gitaar en pedalenbak. Een zeer interessant en redelijk uniek optreden met twee nummers in het Frans en de overige nummers in het Nederlands gezongen. De hoekige moves en de al even hoekige poëzie van Peeters maakten het geheel af. "De zon : een goed idee." "Je bijt in het zand en het smaakt naar meer." "Jacobs is het meisje van New York." "Je grijpt naar de sterren maar vangt een mug." "Immobiliënhart." Om je maar een idee te geven. Boeiend tot het einde.

Veel minder mijn ding waren The Weathermen. Electronic body music met de typische snoeiharde beat. De toetsenist had een broer van Dave Stewart kunnen zijn terwijl de kierewiete zanger meer weg had van Lyle Lovett. Beide heren waren gekleed in archi-lelijke kostuums en de zanger bediende zich van confetti, spuitdraden, een badmintonracket en handgeschreven boodschappen op grote affiches. Het probleem was vooral dat hun set véél te lang was. Een gig van een uur is teveel om dragen, daarvoor vertoont hun werk te weinig variatie. Culthit Poison passeerde uiteraard de revue. Gelukkig waren er de leuke visuals om de verveling te verdrijven (o.a. snippets uit Night of the living dead van George Romero). Een fan uit Betekom schreef hier een review.

Nog meer eighties-depressie met de kille punkwave van De Brassers. Hun klassieker En toen was er niets meer kende ik via een oude Witlof from Belgium-verzamelaar en was het eerste van twee bisnummers. De rest van de set benaderde slechts zelden het niveau van dit sterke nummer. Op hun best klonken De Brassers af en toe zoals P.I.L., maar die momenten waren zeer schaars. De begeleidingsband (uiteraard mannen op leeftijd) klonk wel opvallend strak (vooral tijdens het laatste nummer van de reguliere set). De zanger kon me echter nooit overtuigen en was voor mij de zwakke schakel in de keten. Maar ik begrijp wel dat voor sommige mensen de nostalgie-factor zwaar meespeelt. Enkele aanwezigen genoten duidelijk met volle teugen en tijdens het laatste bisnummer ging één fan zelfs totaal berserk.

Voor de rest van de nacht een futiel gevecht tegen de bierkaai geleverd in een ruggegraat-loze poging om tijdig huiswaarts te keren. Doemme toch !