Soshun (early spring)
Regie : Yasujiro Ozu (1956)
Sugiyama is één van de duizenden bedienden die dagelijks naar Tokio pendelen om een duffe kantoorjob uit te oefenen. Hij geraakt stilaan uitgekeken op zijn job en op zijn huwelijk, dat overigens steeds monotoner verlopen is sedert de dood van het jonge zoontje van het koppel. Om de verveling te verdrijven brengt Sugiyama steeds meer tijd door met zijn oude oorlogsmakkers en laat hij zich verleiden tot een kortstondige relatie met een typiste van zijn kantoor. De vrouw van Sugiyama ontdekt de relatie al snel en verlaat hem. Wanneer hem een promotie wordt aangeboden die een verplaatsing naar een vergelegen provincie inhoudt, is dit het perfecte medicijn voor de rusteloze ziel van Sugiyama. Hij zal er tevens verzoening zoeken met zijn echtgenote ...
M.i. heeft niemand in de filmgeschiedenis la condition humaine zo raak weten te schetsen als mijn lievelingsregisseur Yasujiro Ozu. Deze meest Japanse van alle Japanse regisseurs maakte in totaal 54 films, waarvan er helaas slechts 33 bewaard zijn gebleven. Zijn oeuvre is grofweg in twee delen op te splitsen, met WOII als cesuur. Zijn vroegere films zijn eerder vrijblijvende melodrama's die bol staan van pathos à la Hollywood. In zijn na-oorlogse films puurde Ozu zijn stijl echter uit en de dertien films die hij draaide tussen 1949 (Banshun - late spring) en 1962 (Samma no aji - an autumn afternoon) behoren tot het allerbeste dat in de twintigste eeuw op pellicule werd gezet. Zijn meesterwerk Tokyo Story uit 1953 wordt door veel filmcritici beschouwd als één van de tien beste films aller tijden. Een mening die ik enkel maar kan bijtreden, want ik heb Tokyo Story al meermaals gezien en ik werd telkens tot in het diepst van mijn ziel geraakt.
Ironisch genoeg bereikt Ozu zijn doel met een zeer uitgepuurde stijl : de acteurs vertonen nauwelijks enige emotie, de dialogen zijn sober en het camera-standpunt is bijna steevast gefixeerd op een vast punt (en het oog van de camera staat op ooghoogte van een persoon die gezeten is in de traditionale Japanse hurkzit). Soshun is ook weer zo'n typische shomingeki, oftewel huiskamerdrama. Over de thematiek van de film zei Ozu het volgende : "Although I hadn't made a white-collar story for a long time, I wanted to show the life of a man with such a job - his happiness over graduation and finally becoming a member of society, his hopes for the future gradually dissolving, his realizing that, even though he has worked for years, he has accomplished nothing."
Met Tokyo Story had Ozu de lat wel immens hoog gelegd, en opvolger Soshun kan dan ook niet tippen aan het niveau van zijn illustere voorganger. Dit ligt o.a. aan de keuze van de acteurs. Ozu koos ditmaal niet voor zijn fetisj-acteurs Chishu Ryu (die in bijna elke Ozu-film meespeelde en ook in Soshun een klein rolletje krijgt toebedeeld) en Setsuko Hara, maar wel voor een paar mindere goden. En ook de filmstijl in Soshun is minder uitgepuurd dan we in het latere werk van Ozu gewend zijn. Natuurlijk zijn er wel de traditionele openings- en slotbeelden van rijdende treinen en rokende schoorstenen (een vaste constante in het latere werk van Ozu), maar de occassionele traveling-shots werken eerder storend in de ogen van de Ozu-freaks. En de film heeft ook zijn lengte tegen : 144 minuten is aan de lange kant voor een sober drama dat zich quasi volledig in een paar huiskamers afspeelt.
Maar laten we wel wezen : zelfs een middelmatige Ozu-film van een halve eeuw geleden is nog altijd stukken beter dan datgene wat momenteel op de bioscoopschermen wordt getoond. Daarvoor zijn de scenario's van de films van Ozu (telkens het resultaat van de samenwerking tussen Ozu en zijn vaste co-scenarist Kôgo Noda) simpelweg té goed en té tijdloos.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten