Timecode
Regie : Mike Figgis (2000)
Experimentele film van Figgis die draait in en rond het productiehuis Red Mullett op Sunset Boulevard. Alex staat aan het hoofd van het productiehuis maar is aan de drank, bedriegt zijn vrouw Emma en staat op het punt de firma te verlaten en naar Toscane te verhuizen. Alex heeft in de screeningkamer een vluggertje met Rose (die op zoek is naar een auditie) vooraleer een vergadering bij te wonen omtrent een project van een jonge Europese regisseuse. De rest van het productieteam wacht ongeduldig op Alex in de vergaderruimte en brainstormt over nieuwe projecten. Ondertussen wacht Lauren (de lesbische vriendin van Rose) ongeduldig in haar limousine op de terugkomst van Rose. Emma bezoekt haar psychiater en besluit om Alex te verlaten.
Het verhaal is van minder belang en de dialogen zijn trouwens grotendeels geïmproviseerd. Aan de acteurs werd enkel het skelet van het verhaal en vooral het tijdsverloop meegedeeld, de rest moesten ze zelf invullen. Wat vooral van belang is, is de uiterlijke vorm van de film : gedurende de ganse lengte van de film is het scherm opgedeeld in vier kleinere schermen. De film werd simultaan opgenomen in één continue take op vier digitale camera's en elk subscherm toont de registratie van één van deze camera's.
Gedurende twee weken nam Figgis 15 versies op van de film (of moet ik zeggen : van de vier films), waarbij hij maar één verplichting oplegde aan zijn acteurs : nooit dezelfde kleren dragen (zodat Figgis achteraf niet vals zou kunnen spelen met editing-technieken). Het uiteindelijke resultaat zijn dus vier camerastandpunten op één scherm, waarbij - om een onoverzichtelijke geluidsbrij te vermijden - via nauwkeurige audio-editing de aandacht van de kijker nu eens naar het ene en dan weer naar het andere scherm afgeleid wordt.
Het eindproduct is een interessant maar niet geheel overtuigend experiment. Hoewel de quadrofonische assemblage soms tot mooie resultaten leidt en een baanbrekend concept vormt, zijn er toch enkele kanttekeningen te maken. De kijker moet constant op zijn qui vive zijn om te kunnen anticiperen wat er in één van de vier schermen gaat gebeuren en kan zich daarom moeilijker vereenzelvigen met de personages.
Maar op een dieperliggend niveau ondermijnt Figgis zelf datgene wat hij propageert. In de film maken we regelmatig flarden mee van vergaderingen in het productiehuis, waarbij er uitgebreid gezocht wordt naar de nieuwe hit, the next big thing. Een niet mis te verstane sneer van Figgis naar geldgeile topproducers, maar Figgis is in zijn eigen bedje ziek door zijn eigen product te promoten als het uniekste in zijn soort. Nog straffer wordt het wanneer in de film de jonge regisseuse haar project voorstelt, verpakt in zware filmtheorieën : vier simultaan lopende films. Reactie van het Alex-personage : "This is the most pretentious crap I ever heard of !". Het toppunt van ironie : het project waar Figgis zo hard in gelooft, dat hij zo revolutionair vindt, maakt hijzelf in zijn eigen film met de grond gelijk. Lachen om je eigen grap heeft altijd iets onsmakelijks. En het is als kijker moeilijk om je te scharen achter een revolutionair die lacht met zijn eigen idealen.
Maar ik veroordeel de film niet volledig. Het is interessant om te ervaren hoe je - na éénmaal aan de vier schermen aangepast te zijn - naar de film kijkt alsof het een gewone film is. De orchestratie tussen de vier beelden is soms verbluffend. Én Figgis kon zich beroepen op een degelijke cast (zoals Holly Hunter, Kyle MacLachlan, Salma Hayek en vooral de fantastische Zweedse acteur Stellan Skarsgard). Kortom : vormelijk zeer interessant en vernieuwend, maar overgoten met een dubieuze hoeveelheid zelfspot.
De soundtrack is van de hand van Figgis zelf, aangevuld met muziek van Skin en Everything But The Girl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten