15 juni 2008

Eiji Josjikawa : "Moesasji"

Op 20 oktober 1600 werd in het Japanse Sekigahara een veldslag gevoerd, die één van de belangrijkste historische gebeurtenissen was uit de geschiedenis van Japan. Na deze veldslag zou Japan niet langer verdeeld zijn in talloze daimyo-regentaten, maar werd een centraal gezag gevestigd onder heerschappij van de Tokugawa-dynastie, die als shoguns vanuit Edo over Japan zouden regeren tot 1868.

Het is op het met lijken bezaaide slagveld van Sekigahara dat Eiji Yoshikawa (1892-1962) zijn monumentale historische roman laat aanvangen, die hij in 1935 schreef en die in verscheidene afleveringen werd gepubliceerd in de krant The Asahi Shimbun.

De jonge Takezo en zijn boezemvriend Matahatji worden wakker tussen de bebloede lijken op het slagveld. Vol van jeugdige ambitie om tijdens de veldslag eeuwige roem te vergaren, waren ze uit hun geboortedorp weggeslopen en hadden ze zich aangesloten bij de Westelijke Legers. Jammer genoeg hadden ze voor het verliezende kamp gekozen, en moeten ze derhalve op de loop voor ronddolende soldaten van het overwinnende Oostelijke Leger. Ze vinden onderdak bij de weduwe Oko en haar dochter Akemi. Terwijl Matahatji wegvlucht met Oko om een nieuw leven te beginnen, wordt Takezo gevat door de vijandelijke troepen.

Osoegi, de moeder van Matahatji, koestert om meerdere redenen een eeuwige wrok tegen Takezo : ze verwijt hem dat hij haar zoon heeft overhaald om deel te nemen aan de veldslag en dat hij - door tot het verliezende kamp te behoren - daardoor eeuwige schande over haar familie heeft doen neerdalen. En er valt haar nog extra schaamte ten deel : door met Oko weg te vluchten, heeft Matahatji zich een lafaard getoond én heeft hij zijn verloofde Otsoe laten staan.

Met behulp van Otsoe en de invloedrijke priester Takoean weet Takezo te ontsnappen, maar het lot dat hem de volgende jaren beschoren is, is al niet veel rooskleuriger : Takoean sluit Takezo enkele jaren op in een donkere kamer van het kasteel van één van de Tokugawa-krijgers. Voor Takezo breekt een harde periode van bezinning en introspectie aan. De wijsheid van Takoean zegeviert : na maanden van schreeuwen, lezen, nadenken, ... komt Takezo tot nieuwe inzichten : "Ik ben net een nieuwe man geworden. Ik heb drie jaar doorgebracht in dat bedompte hol. Ik heb boeken gelezen. Ik heb nagedacht. Ik heb geschreeuwd en gehuild. Toen begon het me plotseling te dagen. Ik begreep wat het betekende om een mens te zijn. Ik heb een nieuwe naam : Mijamoto Moesasji. Ik wil me wijden aan oefening en discipline. Ik wil er ieder moment van de dag aan besteden om mezelf te verbeteren. Ik weet niet hoever ik moet gaan ..."

De roman is opgedeeld in zeven grote boeken (Aarde - Water - Vuur - Wind - Hemel - Zon en maan - Het volmaakte licht). Het eerste boek Aarde eindigt met de omvorming van de impulsieve boerenjongen Takezo naar de zelfbewuste krijger Mijamoto Moesasji, die de rest van zijn leven zal wijden aan het bewandelen van de Weg van het Zwaard. In de volgende zes boeken volgen we Moesasji in zijn omzwervingen door Japan als ronin (rondzwervende samoerai) en worden tevens een hele reeks nevenfiguren bij het verhaal betrokken.

Ook de avonturen van de onfortuinlijke Matahatji worden gevolgd. Aanvankelijk een zatlap die onder de knoet van Oko leeft, later een onfortuinlijke landverrader en nog later een interim-priester : Matahatji zorgt voor de tragikomische noot. En dan is er nog de kranige Osoegi, de oude moeder van Matahatji die heel Japan rondzwerft om wraak te kunnen nemen op Moesasji, aan wie ze verwijt dat hij de bron is van al het ongeluk dat haar zoon overkomen is. Er is ook de mooie Otsoe, de vroegere verloofde van Matahatji maar al snel het voorwerp van een vurige doch louter platonische liefde vanwege Moesasji, een liefde die trouwens wederzijds is.

Maar het centrale personage van de roman is dus de historische figuur Mijamoto Moesasji, die leefde van 1584 tot 1645 en die in Japan een uitermate populaire volksfiguur is. Legendarisch zijn de duels die hij uitvocht met leden van de befaamde samoerai-school van Yoshioka en met de lancier-priesters van Hozoin. Yoshikawa laat zijn roman eindigen op 13 april 1612. Op die dag vond op het afgelegen eiland Fujanima één van de meeste legendarische samoerai-duels aller tijden plaats tussen enerzijds Moesasji en anderzijds zijn eeuwige rivaal Sasaki Kodjiro, een voorheen onoverwinnelijk geachte zwaardvechter (wiens favoriete zwaard de welluidende naam "Tot-zwijgen-brenger" droeg).

Moesasji is allesbehalve chicklit en zal vooral een mannelijk publiek zal aanspreken. Het is een heerlijke jongensroman vol spanning en avontuur. Het taalgebruik is eenvoudig en fris. Ondanks de monumentale omvang - de Elsevier-uitgave die ik las beslaat niet minder dan 1280 bladzijden ! - vond ik het doodjammer dat ik de laatste pagina moest omslaan. De laatste maanden has ik me zeer knusjes genesteld in het universum van het Japan van de zeventiende eeuw. Het feit dat auteur Yoshikawa zijn roman lardeert met historische figuren en gebeurtenissen, verleent aan de roman een authentiek kader. De voornaamste verdienste van de roman is echter dat aan de lezer tevens een blik gegund wordt op het leven van de gewone Japanner in die tijd. Zo wordt een mooi beeld geschetst van snel groeiende steden en machtscentra, met de daarbij horende saké-huizen, hoertjes en kleine criminaliteit.

Voor de Westerse lezer maakt deze dubbele gelaagdheid het er echter niet gemakkelijker op. Yoshikawa bedient zich van een grote hoeveelheid personen en locaties om zijn verhaal in te laten plaatsvinden en rakelt ook regelmatig historische gebeurtenissen uit het verdere verleden op. Ik kan me inbeelden dat dit voor de Japanse lezer overbekende feiten en figuren zijn, maar voor de Westerse leek is het allemaal nieuw. De roman zou - zeker in Westerse uitgaven - varen bij het toevoegen van een compendium met personages en landkaarten.

Voor wie een voorliefde koestert voor alles wat met samoerai te maken heeft, voor wie genoot van Ghost dog : the way of the samurai (Jim Jarmush - 1999) of voor degene die interesse toont voor de geschiedenis van het Japan van de zeventiende eeuw, is Moesasji onmisbaar leesvoer. Voor wie niet genoeg kan krijgen van de materie en zelf zinnens is om de Weg van het Zwaard te behandelen, is Go rin no sho (the book of five rings) van de hand van Musashi zelf verplichte kost. In 1643 trok Musashi zich als heremiet terug in een grot en wijdde hij zich volledig aan het schrijven van dit werk, dat handelt over zwaardvechtkunst, Zen-filosofie en harmonie. Het zou het spirituele testament vormen van de grootste zwaardvechter uit het feodale Japan.

Geen opmerkingen: