Pukkelpop dag 2 (15.08.2008)
De Brits-Portugese groep Sons of Albion heeft als voornaamste troef haar frontman aan te bieden : Logan Plant (zoon van Robert). In de voetsporen van zo'n illustere vader moeten treden, heeft zijn pro's en contra's. Je zult gemakkelijk een platencontract kunnen versieren en je kunt heel je leven wijden aan je hobby's. Maar je zult ook heel je leven in de schaduw van je vader moeten staan. De muziek ? Degelijk gebracht, maar niets dat je al niet een dozijn keer eerder hebt gezien. Doorsnee rock op het hoofdpodium.
Verre van doorsnee waren de geweldige The Dodos uit San Francisco. Uptempo folk waarbij percussie een zeer belangrijke rol speelde. Het duo (voor de gelegenheid aangevuld met een extra percussionist) speelde zich de ziel uit het lijf en dat werd zeer enthousiast onthaald door het Chateau-publiek. Het applaus bleef maar aanzwellen, zelfs lang nadat de set al een einde genomen had en het podium al bijna volledig ontruimd was. De bandleden bleven lichtjes verbouwereerd achter na deze oververdiende bijval. Al meteen een eerste hoogtepunt. Het zou de voorbode worden van een uiterst sterke Pukkel-dag.
Want wie trad daar aan in de Club-tent ? De prettig gestoorde Devonte Hynes (mét berenmuts) en zijn band Lightspeed Champion ! Helaas kwam de band een tiental minuten te laat opdagen, zodat er slechts een halfuurtje overbleef om te tonen wat ze waard waren. Tussendoor vond Hynes nog de tijd om Metallica en Within Temptation als de twee beste bands ter wereld te bestempelen. Ironisch bedoeld wellicht ... Geruggesteund door de verbluffend mooie drumster Anna Prior eindigde Hynes met een lang en episch nummer, volgestouwd met tempo-wisselingen en complexe arrangementen, waarbij hij ter aarde neerzoog en als een gek zijn gitaar bespeelde. Een veel te korte set. Check trouwens zeker de website van de band, in feite een veredelde blog van Hynes waarin hij de lezer een kijkje gunt in zijn unieke brein.
En het hield niet op, want in de Chateau stond ons een kopstoot van jewelste te wachten : de Canadese mathematicus Dan Snaith - oftwel Caribou - serveerde een Californische variant van krautrock, was druk doende met zang/laptop/synthesizer/basgitaar maar vond vooral plezier in zijn rol van tweede drummer. Twee synchroon drummende percussionisten : het heeft toch iets apart. Net toen de set op zijn laatste benen leek te lopen, explodeerde het concert nog in een fantastische psychedelische trip zonder weerga. Eenvoudigweg subliem en zonder enige twijfel één van dé hoogtepunten van de Pukkel-driedaagse.
De volgende band in de Chateau was Los Campesinos! uit Cardiff. Zeven jongeren die leuke maar ietwat rammelende electro-indie opdienen. Zowel de viool, de basgitaar als de keyboards werden door vrouwen bemand. De zanger : een archetypische lelijke Brit, een rosse angry young man die geknipt zou geweest zijn voor een rolletje in de harde kitchensink-drama's die in de jaren '50 in Engeland werden gedraaid. Een leuke set zonder meer. Dat kan ook gezegd worden van het concert van de Deense rockband Volbeat. Melodische metalrock met een vleugje rockabilly. Niet meteen mijn ding, maar een aardig volgelopen Shelter kon het recept wel smaken. Minstens even enthousiast werd in de Marquee gereageerd op het interessante Foals, een combo uit Oxford dat grossiert in aanstekelijke dansrock, gekenmerkt door aan Battles verwante songstructuren, gestoken in een scherp en typisch Brits new rave-jasje.
In de Dance-hall stond - verscholen achter een batterij knoppen - de Britse met Iraanse roots Leila heur ding te doen. Sfeervolle ambient met flarden triphop en dub step. Twee gastzangers kwamen een liedeken zingen, een zangeres deed iets uit de musical 'Cabaret' en Martina Topley-Bird (hierover later meer) deed ook een gastoptreden met het nummer 'Deflect'. Dit laatste nummer vormde een schaars hoogtepunt in een overigens te hermetische en koele set. Dat vond de Pukkel-crowd er ook van, want op het einde van het optreden waren er nog maar weinig fans overgebleven.
Heel wat minder kil en afstandelijk ging het er in de Chateau aan toe, waar de olijke hippies van Tunng warme harmonieën uitspreidden over het publiek. Lichtjes bezwerende electro-folk, met een hoofdrol voor de bevallige zangeres Becky Jacobs. Tussen de fluitende vogeltjes door wordt Metallica nog door de ironische mangel gehaald. De geest van Nick Drake komt regelmatig om het hoekje piepen tijdens dit concert dat - in de volle betekenis van het woord - als aangenaam bestempeld kan worden. De reeds eerder genoemde Martina Topley-Bird sneed iets later in dezelfde Chateau van een heel ander type hout pijlen. Gehuld in een strakke, roze-blinkende jurk en voorzien van een nogal twijfelachtig afgebleekte haardos, bracht deze ex-muze en ex-lief van Tricky zoetgevooisde soul. Niks wereldschokkends maar de dame heeft wel een stem als een klok. Waarom haar gitarist en bassist gehuld waren in ninja-kappen, is me een raadsel.
Tijd voor een stukje melancholie in de Marquee, want aldaar mochten de zusters Kim & Kelley Deal opdraven met The Breeders. De set begon nog redelijk OK (met de onweerstaanbare nummers Divine hammer en No aloha) maar zakte gaandeweg als een mislukte soufflé in elkaar. De Beatles-cover Happiness is a warm gun werd door Kelley al tijdens de intro vakkundig verneukt, terwijl ook de rest van de set even hard rammelde als de gemiddelde weegschaal wanneer Kim Deal er bovenop staat. Natuurlijk weerspiegelt de glimlach van de ondertussen moddervette Deal nog altijd iets van het onschuldige meisje van weleer, maar na een tijdje zie je de fouten en ellenlang durende overgangen echt niet meer door de vingers. Toen uiteindelijk de intro van de beresterke meesterhit Cannonball weerklonk, was het vet al van de soep. Jammer, want aan het songmateriaal van The Breeders kunnen veel bands een puntje zuigen.
Het powerduo uit Brighton genaamd Blood Red Shoes bracht de Club tot een kokend hoogtepunt. Drummer Steven Ansell en gitariste Laura-Mary Carter (shit, wat een babe !) brengen zeer gedreven grunge-rock. Met een rotvaart werden de nummers door de speakers gejaagd. Hard, vettig, snel, geil. Dat de band een voorliefde heeft voor Babes in Toyland en Hole is er aan te horen. Ook dit duo kon het niet laten om het over Metallica te hebben, doch ditmaal zonder ironische ondertoon : het concert werd zelfs iets vroeger besloten om de bandleden toe te laten niets te moeten missen van datgene wat er op het hoofdpodium stond aan te komen. De propvolle Club-tent zag dit met veel plezier door de vingers, want was zopas getuige van een perfecte rockshow. Heb ik al gezegd dat Laura-Mary Carter een ongelooflijk schoon meiske is ?
De naam is al regelmatig gevallen : Metallica. Niet zozeer nog een band, als wel een wereldwijd concern, een immens bedrijf, een merknaam. Een fenomeen ook, getuige de vele bands die vandaag de naam van Metallica lieten vallen, getuige ook de recordopkomst op deze tweede Pukkel-dag. En als je er zelfs in slaagt om notoire luiwammes Jef O. recht te doen staan van zijn dekentje, dan heb je het echt wel gemaakt. Me dus ook maar naar voren gewurmd om dit concert van dichtbij mee te maken. Omdat de eerste drie kwartier echter weinig vuurwerk opleverden en ik een geeuw nauwelijks kon onderdrukken, begaf ik me terug naar mijn pleisterplaats, op respectabele afstand. Het nieuwe nummer 'Cyanide' deed zeker niet het beste vermoeden voor de aangekondigde nieuwe plaat, maar oude krakers zoals Seek and destroy, Nothing else matters, Master of puppets en Sad but true blijven aangenaam luistervoer. Hét hoogtepunt van het marathonconcert (een kleine twee en een half uur) duurde welgeteld een goede minuut : Kirk Hammett die de beginsolo speelde van het machtige Scorpions-nummer Sails of Charon. Enkele meewarige blikken waren mijn deel toen ik tijdens deze korte climax - nog vooraan staande tussen een horde hevige fans - plotsklaps uit mijn dak ging. Parels voor de zwijnen ! Ach ja, er kwamen ook vuurwerk en vlammenwerkers aan te pas.
Het échte vuurwerk kwam echter tijdens het nachtelijke concert dat in de Marquee werd gegeven door The Gutter Twins. Partners in crime Greg Dulli en Mark Lanegan - geflankeerd door een fantastische begeleidingsband - brachten iets op de planken waarvoor adjectieven en superlatieven ontbreken. Het perfecte concert op het perfecte moment. Ontroering, tranen, kippevel. De schreeuwerige pathos van Dulli en de grommende onderbuik van Lanegan vonden elkaar in een perfecte symbiose. Terwijl Dulli zijn emoties uitschreeuwt, staat Lanegan het ganse concert stokstijf, zijn handen van begin tot eind in dezelfde pose rond de microstatief gekneld. Begenadigd met een lichte Grimbergen-intoxicatie ervoer ik dit prachtige concert als een enorm intense trip. 'Hit the city' (uit Lanegan's soloplaat Bubblegum) was maar één van de hoogtepunten hieruit. Maar het allerschrijnendste werd bewaard tot laatst : afsluiter Front street werd door Dulli aangekondigd als een verslag van zijn eigen jonge jaren. Elk haartje op mijn lijf stond recht. Te mooi om waar te zijn. Front street zou de meest beklijvende song van het festival worden. Nu ik het nummer herbeluister, word ik er opnieuw stil van.
Opnieuw een gedeelde gouden plak op deze tweede Pukkel-dag : Caribou en The Gutter Twins delen de zegepalm. Maar ook Tunng, Blood Red Shoes, The Dodos en Lightspeed Champion verdienen eervolle vermeldingen. Een muzikale topdag !
4 opmerkingen:
Ik was je blog een tijdje uit het oog verloren, maar nu ben ik weer bij.
Jammer dat ik The Dodos gemist heb op Pukkelpop. Hun Visiter"-cd is echt een heerlijk plaatje.
Het was weer genieten geblazen om je reviews te lezen, Peter! Komaan, dag drie!
Nog even geduld, Tony.
Eerst moet Akkerpop (en vooral de beachparty in 't Fortuin) uit mijn systeem ... ;)
Wederom nicely written, Pete! En we moeten vaker naar 't Fortuin gaan ...
Een reactie posten