22 augustus 2009

Pukkelpop dag 2 (21.08.2009)



Hoewel de tweede dag van deze editie zich aanvankelijk aankondigde als zijnde ietwat rustiger, bleek het te volgen parcours uiteindelijk toch zeer ambitieus. Zo werd er al vroeg begonnen met de opener in de clubtent : het Gents-Brusselse kwartet Yuko rond spilfiguur Kristof Deneijs vroeg al meteen om aandacht. Vleugjes postrock, electronica, weird-folk én een razend efficiënte drumster zorgden voor een zeer aangename opener van de dag. Deze mooie opener kreeg een vervolg in The Shelter met de sympathieke Belfastenaren van And So I Watch You From Afar. Een nogal pompeuze groepsnaam, de allereerste keer in België en moeten openen in The Shelter : dat had een sof kunnen worden maar dat was buiten de frisse aanpak van het jazzke in kwestie gerekend. Instrumentele postmetal die spannend genoeg bleef tot het einde. Het publiek bleef dan ook plakken en trakteerde de band op een welverdiend applaus.

Van A Place To Bury Stangers - rockers uit New York die hun inspiratie deels halen uit de shoegazers van weleer - had ik meer verwacht. Hun set in The Shelter klonk nogal vlakjes en gleed van me af als satijn van een babyhuid. Dan viel er meer plezier te beleven in een volgepakte dance hall, waar de onderkoelde electrobeats van de Duitser Paul Kalkbrenner op veel bijval konden rekenen. Deze minimal techno waar Duitsers een patent op lijken te hebben, stond in schril contrast met de harde rammelrock in The Shelter van Future Of The Left, ontstaan uit het opgedoekte Mclusky. Lekker harde en complexloze rock uit Wales. De set opende met het waanzinnig goede Arming Eritrea (goeie songtitel trouwens), de debuuttrack uit het recente album Travels with myself and another. Het nadeel aan zo'n goeie opener is natuurlijk dat het moeilijk is om hetzelfde niveau aan te houden, wat ook nu weer bleek want het concert borduurde nét een tikje teveel voort op hetzelfde stramien. Het was vandaag trouwens precies de uitgelezen dag voor bands met opgeblazen groepsnamen. The Airborne Toxic Event traden aan. Een geprezen album en de bekende single Sometime around midnight bleken echter niet voldoende om het publiek in de Marquee op te winden, inclusief mezelf.

Dan maar naar de Chateau getogen, waar dé verrassing van de dag te noteren viel. Bill Callahan is een lo-fi rocker die in het verleden onder de werknaam "Smog" al een rits albums uitbracht, wat hij nu gewoonweg onder eigen naam doet. De man plukte vooral uit zijn recentste album Sometimes I wish we were an eagle (2009), een album waar ik de laatste dagen flink aan verslingerd ben geraakt. Onthaasting voor gevorderden. De open-haard-warme stem van Callahan en zijn uitgepuurde songs trokken me moeiteloos over de streep. Prachtig concert van een buitenbeentje op deze Pukkel-affiche.

Begin jaren '90 bracht The Jesus Lizard enkele cultalbums uit, wat de rockers uit Chicago een flinke fanbasis opleverde waartoe ook Kurt Cobain behoorde. Broeierige en groezelige noiserock waaraan vanalles rammelt, maar wel bloedeerlijk. Frontman David Yow is geheel en al opgetrokken uit een venijnig fuck you-gevoel. Geen pose, geen uiterlijke schijn maar wel een spuuglelijke en kontschuddende vetlap-rocker die zich volledig geeft en wie het ook geen moer kan schelen wat het publiek in The Shelter van hem denkt. Misschien technisch allemaal niet al te verfijnd, maar qua eerlijk rockgehalte lieten Yow en C° alle jonge bands een flinke poepje ruiken. Een geslaagd reünie-concert derhalve.

Ook Patrick Wolf is een man die eigenzinnig zijn eigen ding blijft doen, hoewel hij daarvoor in de Clubtent een heel ander recept bovenhaalt dan David Yow. Voor Wolf is uiterlijk vertoon immers wel belangrijk. Hij verschijnt op het podium als een androgyne dragqueen à la David Bowie in zijn jonge jaren. Het zou echter fout zijn om deze man af te rekenen op zijn theatrale kantje want muzikaal heeft de man best wat te bieden. Anders zou hij trouwens ook niet al voor de derde keer op de Pukkelpopaffiche staan, hoewel hij nog steeds maar een twintiger is. Goede arrangementen, hier en daar een snuifje klassieke muziek, het ambitieuse project "The Bachelor" (2009) en enthousiasme à volonté. Wolf is een buitennissige mijnheer met misschien wel téveel talent dan goed voor hem is. Hij nam de tijd om het publiek uitgebreid te bedanken.

Het was jammer om vast te moeten stellen dat de emotioneel geladen punkrock van The Get Up Kids nu wel definitief gedateerd is. De opkomst in The Shelter was zeer mager voor dit reünieconcert en alle inspanningen van de band ten spijt, de magie van weleer kwam er nooit. Natuurlijk klinken de succesnummers uit Something to write home about (2000) nog altijd aanstekelijk, maar het laagje stof werd nooit helemaal weggeblazen. Dan viel er meer muzikale opwinding te rapen in de Marquee, waar de Zweedse Fever Ray - zijnde zangeres Karin Dreijer Andersson, de helft van The Knife - een intrigerend stukje theater opvoerde. Ik kwam een tikje bedrogen uit omdat ik met haar uitstekende debuutalbum als referentiekader vertrokken was naar dit concert. Maar wat ik in de plaats kreeg, was zeker zo goed. Een verzameling antieke lampenkappen, een minimale lasershow en enkele gotisch uitgedoste muzikanten zorgden voor een spookachtig en cryptisch geheel dat de ondersteuning vormde voor een lang uitgesponnen lap trippop. Mooi !

De dance-zone (Dance Hall en Boiler Room) is een wereldje apart binnen het Pukkelterrein. Een jong publiek dat smeekt om een nimmer aflatende stroom beats & bleeps en die alles wat met gitaren te maken heeft aan hun reet laten roesten. Squarepusher stond er dan misschien ook een beetje vreemd geprogrammeerd, maar waar moet je anders de strapatsen van één van 's werelds meest begaafde bassisten genaamd Tom Jenkins loslaten op een publiek ? Gekleed in traingsvest en vissershoedje beweegt Jenkins heftig heen en weer achter een batterij laptops en knoppen, met steeds weer die waanzinnige flux aan vervormde basloops. Af en toe wordt hij bijgestaan door drummer Alex Thomas, maar meestal kwijt Jenkins zich alleen van zijn onnavolgbare taak, somtijds een opzwepende armbeweging richting het lichtjes verbouwereerde publiek makend. Muzikale waanzin waar ik met open mond naar stond te kijken. De man sloot de set af met een solo-jam van heb-ik-me-jou-daar. Grote klasse.

Vorig jaar leverde het rockduo Blood Red Shoes een nagenoeg perfect concert af als afsluiter in de Clubtent die toendertijd werd omgetoverd tot een kolkend rockcircus. Reden genoeg om later dat jaar nog even te gaan nagenieten van hun clubconcert in de Bredase Mezz. Op een verrassingseffect kon het duo dus vanavond niet meer rekenen en bevestigen is altijd moeilijker dan verrassen. Maar ook nu hielden Steven Ansell en Laura-Mary Carter goed stand. De opbouw van de songs verloopt volgens een nogal voorspelbaar stramien (wat ook bleek uit de enkele nieuwe nummers die gebracht werden), maar dat mag de pret niet drukken. Zeker en vast één van de leukere concerten van dit weekend en dat Carter een belachelijk ravissant stukje eye-candy is, is leuk meegenomen (zoals ik in het verleden reeds tot vervelens toe heb verkondigd).

In 2004 was ik één van de bevoorrechte getuigen van het legendarische concert van Kraftwerk in de AB. Het was een concert dat voor altijd in mijn geheugen gegrift zal staan als één van de beste concerten die ik ooit zag. Die avond werd een perfecte symbiose bereikt tussen beeld een geluid, tussen visie en stijl, tussen pionierschap en actuele relevantie. Het grote pukkelpodium was dan misschien wel een tikje minder geschikt om dezelfde erläbnis op te roepen, maar toen Ralf Hütter (het enig overgebleven oorspronkelijke lid) het concert opende door met zijn computerstem "guten abend, meine damen und herren" te declameren, gleed er opnieuw een rilling door me heen. Er is al meer dan voldoende gezegd en geschreven over de pioniersrol die de band vervulde voor alles wat met electronische muziek te maken heeft, dus dat platgetreden pad ga ik niet meer bewandelen. Toch blijft het tijdloze karakter van deze muziek opvallen, alsmede de visionaire inhoud van sommige nummers die thans akelig dicht bij de realiteit liggen (zoals Computer love, Radioactivity en Vitamin). De teksten laten zich beluisteren als minimalistische poëzie, de visuals zijn stijlvol en constructief. De vier bandleden staan stokstijf achter hun desks, als waren ze vier vlakken in een Mondriaan-schilderij. Wanneer het gordijn dichtgaat en even later de vier robots ten tonele verschijnen (waarbij wel iets teveel tijd werd verloren), is de scherpe ironie compleet. Ondanks wat sommigen beweren, is een concert van Kraftwerk zoveel meer dan een kille bedoening en een druk op de play-knop. Voor het overige mag de setlist in feite volstaan : 1. The Man Machine - 2. Planet of Visions - 3. Home Computer - 4. Tour de France - 5. Tour de France Étape 2 - 6. Vitamin - 7. Autobahn - 8.Computer Love - 9. Das Modell - 10. Schaufensterpuppen - 11. Trans Europa Express - 12. The Robots - 13. Numbers - 14. Computerworld - 15. Radioactivity - 16. Aero Dynamik - 17. Music Non Stop.

Een uitstekende muzikale dag die uiteraard niet anders besloten kon worden dan middels het nuttigen van lukewarm beer op de wei van boer Jean.

Geen opmerkingen: