26 augustus 2010

Pukkelpop 2010 - dag 3 (21.08.2010)

Een paar lange muzikale marathondagen, enkele korten nachten in een tent en verscheidene liters grimbergen kruipen niet in de koude kleren. Dus is wat ochtendgymnastiek nooit weg. Zo werden enkele fans des middags uitgenodigd om aan de zijde van de heren van OK Go op het hoofdpodium het dansje bij A million ways ten berde te brengen. Dat lukte best aardig en de grap toverde meteen een glimlach op het gelaat bij het nog ontwakende publiek.

Wat later trad in de Dance Hall één van de meest geanticipeerde acts van het hele weekend aan : de Zuid-Afrikaanse trashrap-formatie Die Antwoord. Normaliter loop ik met een ruime bocht om dit soort van opgeklopte hypes heen, maar curiosity got the best of me. En ik was niet alleen. De Dance Hall zat afgepakt vol. Eerst traden de drie bandleden aan in witte pakken met hoodies om al meteen met hun culthit Enter The Ninja uit te pakken. Later zal Yo-Landi Vi$$er - best geil op een trailertrash-manier - zich nog ontpoppen tot een ritch bitch en laat frontman Ninja zijn lid regelmatig bouncen tegen zijn Dark Side Of The Moon-short. Het slotnummer vol pathos was er compleet over. Dit korte maar krachtige optreden entertainde van begin tot eind en werd zelfs - compleet onverhoopt - één van de betere gigs van deze Pukkelpop. Baie dankie aan dit ranzige trio.

Terwijl de frêle freule Selah Sue op het podium postvatte - en daar een leuke maar weinig memorabele set neerplantte vol soul en met haar schurende stem als voornaamste troef - sloeg mijn fantasie op hol en beeldde ik me in hoe Selah Sue en Yo-Landi Vi$$er het er in een partijtje moddercatch tegen elkaar vanaf zouden brengen. Een zonovergoten terrein vol bikini-grietjes doet wat met 's mans hormonenspiegel.

Snel dus een paar donkere oorden opgezocht, voordat er ongelukken gebeurden. Zoals bijvoorbeeld de Marquee waar Surfer Blood stond te blinken. Een stel frisse jongens uit Florida die al even frisse indierock serveren. Het type optreden waarvan je op het eigenste moment best kunt genieten, maar waarvan je een kleine week later denkt : hoe klonk dat ook al weer ? Maar die vraag moet ik me zeker niet stellen omtrent het geweldige concert dat even later in de Chateau te beleven viel. Gemakshalve kan ik in feite gewoonweg herhalen wat ik reeds in 2008 schreef, toen Caribou de Chateau ook al aandeed : "de Canadese mathematicus Dan Snaith - oftwel Caribou - serveerde een Californische variant van krautrock, was druk doende met zang/laptop/synthesizer/basgitaar maar vond vooral plezier in zijn rol van tweede drummer. Net toen de set op zijn laatste benen leek te lopen, explodeerde het concert nog in een fantastische psychedelische trip zonder weerga. Eenvoudigweg subliem en zonder enige twijfel één van dé hoogtepunten van de Pukkel-driedaagse." Vandaag weer van dattum.

Nadien pikte ik enkele mooie nummers mee van The Low Anthem in de Marquee. Ontroerende americana waarvoor je mij altijd uit mijn zetel mag porren, maar de krautroes van Caribou zinderde nog een tikje te hard na. Derhalve zocht ik mijn heil in een iets krachtiger medicijn om te ontwaken en vond dit in de Club in de gedaante van Sleepy Sun, psychedelische gitaarrock uit Californië. In hetzelfde genre maakte Black Mountain op één van de vorige Pukkelpop-edities wel wat meer indruk, maar ook het concert van Sleepy Sun - jawel, ook met zangeres en tamboerijn - was best verdienstelijk.

De slaapverwekkende jeremiade van Serj Tankian - waarom staat die in godsnaam opnieuw op het hoofdpodium ? - vergalde ei zo na mijn eetpauze. Maar de verlossing leek nabij : zowel The Drums in de Marquee als Two Door Cinema Club in de Club - nochtans twee leuke bands - moesten het veld ruimen voor het concert van Gonjasufi in de Chateau. Want had deze sjamaan-achtige DJ en yoga-leraar uit San Diego met A Sufi And A Killer niet één van dé platen van 2010 uitgebracht ? Was dat even een tegenvaller van formaat. De man bakte er werkelijk niks van. Aanvankelijk stak hij het op technische problemen (zijn favoriete micro werkte niet), maar de amechtige ellende sleepte aan. Zelden zo'n volksvlucht uit de Chateau gezien. Uit plaatsvervangende schaamte vervoegde ik de talloze ontgoochelde fans. Dé tegenvaller van het weekend.

Al een geluk dat The National even later op het hoofdpodium mocht aantreden en een afdoende pleister voor de muzikaal gekrenkte ziel kon offreren. Je moet er een beetje voor in de stemming zijn, maar op het juiste moment is de niet van pathos verspeende meligheid van Matt Berninger en de zijnen er boenk op. Zelfs ruige rockers moeten toegeven af en toe een traan te moeten wegpinken bij zoveel schoonheid. Good stuff en voor één keer wél goed geprogrammeerd op het hoofdpodium.

Na zoveel warmte leek de argeloze bezoeker van de Club wel in een ijsbad te belanden. Drie onderkoelde dames uit Brooklyn stonden als sirenen achter hun keyboards en brachten er onder de naam Au Revoir Simone dromerige electro-pop. Technisch verliep hun set aanvankelijk niet zonder slag of stoot - een kartonnen bord dat in het publiek werd omhooggehouden met als opschrift "why are you playing with broken synthesizers ?" kon op weinig bijval van de band rekenen - maar gaandeweg ving het trio het publiek toch in hun netten met hun cheapo casio-tunes. Met als kers op de taart een leuke cover van Don Henley's "Boys of summer". Deze drie verleidelijke dames met Selah Sue én Yo-Landi Vi$$er in een modderbad : wat zou dat geven ?

Terwijl vanop het hoofdpodium 'Feel good hit of the summer' van Queens Of The Stone Age knalt, er toch voor kiezen om naar een andere stek te gaan : daar moet een verdraaid goede reden voor zijn. En die reden werd geïncarneerd in de Chateau door ene Steven Ellison, een geniale knoppenvogel en laptop-artiest uit Californië die zich met Flying Lotus laat aanspreken. Een zware gok om niet voor QOTSA te kiezen, maar het bleek een geslaagde gok te zijn. In het eerste deel van zijn broeierige set kiest FlyLo vooral voor het experiment en voor de complexe klanken van zijn laatste album Cosmogramma. Een minuscuul dipje wordt snel rechtgezet door over te schakelen naar hevige en vette hiphop en grime-beats. Zelden iemand aan het werk gezien die zo doldriest en enthousiast achter de knoppen stond. Met een glimlach van oor tot oor - je kon er gemakkelijk een gesneden brood in kwijt - was hier een visionair aan het werk. Het woord 'geniaal' wordt wellicht te vaak bovengehaald. Vanavond in de Chateau was dat woord op zijn plaats. Eén van de absolute hoogtepunten van deze driedaagse.

Nadat die verdraaide FlyLo erin geslaagd was om het laatste greintje krachten uit de benen te persen, moesten zowel Jónsi als Yeasayer eraan geloven voor de moeite. Soms is trop gewoonweg te veel. Vooral wanneer als uiteindelijke kers op de taart Jaga Jazzist er nog aan zit te komen. Een tiental Noren die loos gaan op een batterij instrumenten : voor de ongeoefende luisteraar is het misschien wat veel om te verteren, maar het selecte publiek dat er op dit late uur nog voor koos om in de Chateau te vertoeven i.p.v. naar de mashup van de gebroeders Dewaele te luisteren, was duidelijk niet voor één gat te vangen. Drummer Andreas Mjos sleepte het publiek mee. Er werd naar hartelust geïmproviseerd en de sfeer zat er goed in, zeker toen slotsong Oslo Skyline voor even omgedoopt werd tot Pukkelpop Skyline. Een waardige afsluiter.

Daartegen viel de apotheose op het hoofdpodium maar magertjes uit. 2 Many DJ's als orgelpunt van 25 jaar Pukkelpop ? Mwa. Het enige spannende element aan het einde van hun set was de vraag of de hardnekkige roddel - als zou Gorillaz een verrassingsoptreden verzorgen - op enige grond van waarheid berustte. Niet dus. En dus bleef het bij het traditionele afsluitende vuurwerk.

Geen opmerkingen: