23 september 2017

Reijseger Fraanje Sylla (De Singer - 22.09.2017)

Genres mixen is een kwestie van doseren. Is één van de ingrediënten te dominant aanwezig, dan wordt het eindresultaat herleid tot dat dominante element. Maar als de mix juist zit, dan wordt het geheel uitgetild boven de som van de delen. En dat is nu net waar de Nederlandse cellist Ernst Reijseger, de Nederlandse pianist Harmen Fraanje en de in Amsterdam neergestreken Senegalese zanger/muzikant Mola Sylla perfect in slagen. Over de naam van het trio - simpelweg Reijseger Fraanje Sylla - is niet al te lang nagedacht, maar over de muziek des te meer. Op twee albums ("Down Deep" uit 2013 en "Count Till Zen" uit 2015) worden elementen uit klassieke muziek, jazz en traditionele Afrikaanse muziek verweven tot een geheel dat qua emotionele impact zijn uitwerking niet mist en dat ook leidde tot samenwerkingen met de gelauwerde Duitse filmregisseur Werner Herzog. De albums zijn helaas niet via Apple Music te streamen, dus een voorafgaande luisterbeurt zat er niet in. Maar jazz, klassiek én Afrikaans - drie genres die me de laatste jaren alsmaar meer boeien - in één intrigerende blend op het podium van De Singer ? Daar moest en zou ik mijn oren op loslaten.

Opener "Perhaps" gaf de kans aan het publiek om een beetje te acclimatiseren en gewoon te worden aan het samenspel van de drie heren : de rustige toetsaanslagen van Fraanje die de hele avond een subtiel maar essentieel bindweefsel vormden, het ritmisch tokkelen op traditionele Afrikaanse instrumenten door Sylla en diens gezangen in de West-Afrikaanse taal Wolof, alsmede de diverse cello-behandelingen van Reijseger. Deze verbluffend meesterlijke cellist zoog de hele avond de aandacht naar zich toe : of hij nu de cello als een (bas)gitaar op de schoot nam, als percussie-kist met zijn vingers betokkelde of op klassieke wijze tussen de benen met een strijkstok bestreek : het technische vernuft droop ervan af. Maar wat het plaatje écht compleet maakte, was de pure liefde voor muziek die uit elke noot sijpelde. "Bakou" ging op hetzelfde elan verder, als een soort West-Afrikaanse blues met begeleidende neurie-zang van Reijseger. En zo leek gedurende het eerste kwartier de toon gezet voor een fijnbesnaarde avond.

Maar toen kreeg het publiek plots een lange versie (een kwartier !) voorgeschoteld van "Amerigo", een nummer dat me midscheeps raakte. Fraanje toverde minimalisme uit zijn klavier à la Wim Mertens, Reijseger speelde de cello op klassieke wijze met strijkstok en bracht een heerlijke sonate en Sylla rammelde - met de twee armen gestrekt in de lucht - met een traditioneel Afrikaans instrument. Hij wandelde ermee door het publiek als een bezwerende sjamaan en zong daarna een indringend lied in het compleet onverstaanbare Wolof. Maar dat het publiek het Wolof niet machtig was, maakte niet uit : er sprak pijn, passie en overgave uit. Wat een ongelooflijk nummer. Dit ging werkelijk door merg en been en ik werd zowaar een lichte krop in de keel gewaar.

Na deze emotionele uppercut werd het publiek een half uurtje relatieve respijt gegund. Gedurende een viertal nummers hoorden we Sylla scat-achtig zingen en op rare instrumenten fluiten, hoorden we tegendraadse ritmes op de cello en neigde de piano af en toe naar bebop.

Maar daarna werden de emoties weer flink aangezwengeld. In eerste instantie met "Elena", waarbij de cello als een soort van akoestische gitaar in een repetitief en traag ritme in pizzicato-dialoog ging met de piano en waarbij de zang van Sylla werd begeleid door een hoog-stemmige klaagzang van Reijseger. En vervolgens met "Badola", met Sylla die quasi parlando een verhaal vertelde alsof hij geesten wilde wegjagen, met Fraanje die een subtiele grondlaag uitspreidde en met Reijseger die al strijkend en tokkelend en friemelend de bovenlaag voor zich nam. En hopla : de krop in de keel was er weer.

En zo eindigde de set en kon het trio een welgemeend applaus in ontvangst nemen van een dankbaar publiek dat ademloos had gekeken en geluisterd naar een prachtig concert. Het trio kwam nog terug voor een bisser. Reijseger meldde dat hij altijd het liefst eindigde met een ballade maar dat hij niet mocht van zijn collega's. En dus kregen we bij wijze van catharsis het vinnige "Raykwela", waarbij Reijseger de cello opnieuw op de schoot nam en als een akoestische gitaar behandelde, waarbij Fraanje de noten als een frisse lentebui deed neervallen en waarbij Sylla vocaal lekker loos kon gaan.

Na afloop hoorde ik in de wandelgangen een ouder koppel tegen Fraanje zeggen dat dit concert voor hen het absolute hoogtepunt van het jaar was en dat ze ongelooflijk hadden genoten. Pracht-concert inderdaad.






Geen opmerkingen: