27 april 2008

Open doek : Cordero de dios

Regie/scenario : Lucía Cedrón (2008)

Twee verhaallijnen - verleden en heden - verstrengelen zich onlosmakelijk met elkaar.

Argentinië, 1978. Het WK voetbal begeestert de massa maar kan niet verbergen dat een militaire junta met ijzeren hand regeert over een onstabiel land. Teresa, een bijna afgestudeerde arts, woont samen met haar man Paco en hun zesjarige dochtertje Guillermina. Het koppel koester linkse sympathieën en heeft banden met een clandestiene oppositiefractie. Vervolging door de paramilitaire politie is onvermijdelijk. De kleine Guillermina vindt een onderkomen bij haar grootvader Arturo (vader van Teresa), een invloedrijk man die zijn connecties aanwendt om zijn dochter en kleindochter van vervolging te besparen. Paco komt echter om het leven. Teresa vermoedt dat haar vader een rol heeft gespeeld in de dood van haar man en vertrekt in ballingschap naar Frankrijk ...

Argentinië, 2002. De rijke Arturo wordt ontvoerd en Guillermina ziet zich genoodzaakt om haar moeder in Frankrijk te contacteren om ter hulp te snellen. Maar Teresa staat niet meteen te popelen om tussen te komen. Gaandeweg vertonen de gebeurtenissen uit 1978 - en de rol van Arturo hierin - hun ware gelaat en worden de motieven van Teresa duidelijk ...

De militaire dictatuur die Argentinië overheerste van 1976 tot 1983 (en die de passende bijnaam 'Vuile Oorlog' / 'Guerre Sucia' heeft meegekregen), heeft vanzelfsprekend een zware stempel gedrukt op de levens van de vele slachtoffers van de junta. Dat zo'n zwarte periode gevolgd wordt door een lang en zwaar verwerkingsproces, is niet meer dan logisch. Al even logisch is het feit dat zwarte bladzijden uit de geschiedenis vaak een bron van inspiratie vormen voor kunstenaars wiens levens voetnoten uit die zwarte bladzijden bevatten.

De Vuile Oorlog heeft meerdere jonge regisseurs uit Argentinië geïnspireerd. Ik denk hierbij aan Marco Bechis, die met films zoals Garage Olimpo (1999) en het uitstekende Figli/Hijos (2001) zijn duit in het trauma-zakje deed. Of aan het keiharde Cronica de una fuga uit 2006 van regisseur Adrián Caetano.

Maar het meest persoonlijke verhaal komt van regisseuse Luciá Cedrón. Zij is immers de dochter van filmmaker Jorge Cedrón. Deze kwam in 1980 in duistere omstandigheden om het leven in Parijs, toen hij en zijn gezin aldaar in ballingschap verbleef, op de vlucht voor de militaire dictatuur. Luciá groeide verder op in Parijs, maar besloot in 2002 om terug te keren naar haar vaderland, ondanks de zware economische crisis die er toen heerste. Ze draaide een kortfilm en enkele politiek geïnspireerde documentaires, vooraleer met Cordero de dios haar langspeelfilmdebuut te maken.

Het verhaal dat Luciá Cedrón vertelt, is dus hoogstpersoonlijk. Hoewel een film met zo'n zware autobiografische inslag al snel kan verzanden in onevenwichtige sentimentaliteit, is hiervan in Cordero de dios op geen enkel moment sprake. De uiterst intelligente manier waarop Cedrón in haar script de verhaallijnen van heden en verleden in elkaar laat overvloeien, dwingt respect af. Beetje bij beetje geeft ze gaandeweg meer informatie prijs, zonder daarom te (ver)oordelen. Dat er niets lovenswaardigs te melden valt over de militaire junta, staat buiten kijf. Maar wanneer de waarheid omtrent de motieven van het dubieuze Arturo-personage stilaan duidelijk wordt en de film op zijn einde loopt, blijft de kijker met meer vragen zitten dan bij de aanvang van de film. De naakte feiten zijn min of meer duidelijk, maar de menselijke motieven achter de feiten blijken niet simpelweg in een vakje 'goed' of 'slecht' onder te brengen.

De film ging dit jaar in wereldpremière als openingsfilm op het Internationaal Film Festival Rotterdam. Naar aanleiding hiervan gaf de nu 33-jarige Cedrón verscheidene interviews weg. "De film is een fictief verhaal dat gebaseerd is op veel dingen die ik in mijn leven heb meegemaakt. Iedereen heeft geesten die je 's nachts wakker houden en soms wil je het licht aandoen om ze onder ogen te zien. Bij werkelijk iedereen die bij het maken van de film betrokken was, riep deze associaties op met pijnlijke persoonlijke herinneringen. Soms kregen acteurs het tijdens of na het spelen daardoor te kwaad." Cedrón verklaarde tevens dat er maar liefst 32 scriptversies in de vuilbak belandden, vooraleer uiteindelijk de 33ste versie groen licht kreeg. Deze anecdote is nauwelijks verrassend als je ziet welke maturiteit en evenwicht er van het perfect bijgeschaafde script uitstralen.

Geen opmerkingen: