07 december 2009

All Tomorrow's Parties : Nightmare Before Christmas curated by My Bloody Valentine (Butlins, Minehead - 4-6.12.2009)





Dag 1


"Here we go" stond er als eerste tekst te lezen op de visuals die The Wounded Knees begeleidden. Een toepasselijk startschot voor het nieuwste hoofdstuk in het mooie boek dat All Tomorrow's Parties heet en dat nu reeds een decennium lang een schitterend alternatief biedt voor de grote package deal-festivals. Het UK-luik van ATP vindt sedert enkele jaren plaats in het Butlins-resort in Minehead. Deze nieuwe locatie werd voor de eerste maal opgezocht in december 2007 (Nightmare before Christmas curated by Thurston Moore) en dat bracht toen enkele organisatorische kinderziektes met zich mee. Van die kleine euvels was tijdens deze editie zo goed als geen sprake meer. Volop genieten dus conform het devies van organisator Barry Hogan, zoals verwoord in de begeleidende brochure : "So enjoy yourself this weekend, have fun, be cool to each other, let loose and check out all the bands you have never heard of and open yourself up to what Thurston Moore has described as the ultimate mix tape."

Dat je met een instrumentarium van dwarsfluit, drums en twee akoestische gitaren flink wat postfolk-herrie kunt veroorzaken, werd bewezen door het New Yorkse kwartet (met roots in Dublin) The Wounded Knees. Kernlid Jimi Shields - als kind verhuisd van New York naar Dublin en aldaar zijn tijd verdelend tussen muziek en tuinarchitectuur - is de broer van My Bloody Valentine-frontman en ATP-curator van dienst Kevin Shields, die tevens de All Rise-Ep uit 2008 mixte. Dit nepotisme zagen we gaarne door de vingers, des te meer toen gedurende het laatste kwartier van het concert J Mascis de band vervoegde. Een lang uitgesponnen versie van Dirty Exploding Sonic Dogfight was het psychedelische resultaat, waarbij Mascis een fascinerend duel aanging met fluitiste Suzanne Thorpe. Het was trouwens niet de enige keer dat Thorpe en Mascis dit weekend samen op een podium zouden staan.

Duivels en engelen spitsten de oren toen Josh T. Pearson het podium betrad. Deze zoon van een Zuid-Texaanse priester is duidelijk nog niet klaar met de vele donderpreken die hij als kind moest aanhoren. Als frontman van Lift To Experience maakte hij een conceptalbum (het enige album van de band trouwens) over het einde der tijden met Texas als het Beloofde Land (The Texas-Jerusalem Crossroads, 2001) om vervolgens in een afgelegen hut ergens in Texas het gevecht met zijn innerlijke demonen aan te gaan. Een lange baard en veel zieleroerselen later wordt hij in 2007 terug opgepikt door het ATP-circuit (onder curatele van Dirty Three), waarvan hij ook tijdens deze editie weer deel uitmaakt. Begeleid door een drummer gunt Pearson ons een blik in zijn getroebleerde ziel, onderwijl regelmatig zijn bewondering voor My Bloody Valentine uitschreeuwend ("My Bloody Fucking Valentine ! All these bands on one line-up ! My Bloody Fucking Valentine ! ..."). De volgende dagen zou Pearson regelmatig in het publiek opduiken, steevast gekleed in een smoezelige bontjas en vingerloze handschoentjes. Een bizar talent waarvan ik alleen maar kan hopen dat hij als overwinnaar uit de strijd met zijn demonen zal komen.

Of de leden van De La Soul ook regelmatig in een gevecht met zichzelf verwikkeld zijn, weet ik niet. Er was alleszins niets van te merken tijdens het uitzinnige feestje dat de drie leden - ondersteund door een liveband - op het grote Pavillion-podium in gang zetten. Deels door de liveband werden de gebruikelijke clichés van een hiphop-concert omzeild en kwam de funk & fun volop tot zijn recht. Maar ook toen Trugoy, Maseo en Posdnuos gedurende enkele nummers hun ding oldschool deden zonder begeleidingsband, bleef het niveau hoog. Hun klassieke debuut 3 Feet High And Rising is ondertussen twintig jaar oud maar heeft zijn houdbaarheidsdatum nog lang niet bereikt. De handen gingen massaal en vrolijk de lucht in op klassiekers als The magic number, Me myself and I, A roller skating jam named saturdays en Ring ring ring (ha ha hey). Er is niks mis mee om een ongegeneerd feestje te bouwen en dit was er één. Zozeer zelfs dat het bijna onmogelijk was om vroegtijdig naar een ander concert te vertrekken, waardoor ik slechts één nummer van Witch kon meepikken, een sludgerock-combo met Jay Mascis achter de drumvellen, opgericht vanuit een bekommernis om de slappe indie-kids opnieuw te leren rocken.

Want ATP stelt je af en toe voor verscheurende keuzes. Zo moest Primal Scream - toch een iconische rockband - al na enkele nummers de duimen leggen voor Yo La Tengo. Deze band uit Hoboken, New Jersey heeft nooit die ene doorbraak-LP naar het grote geldgewin weten te realiseren, maar het aanhoudende niveau van hun werk (een dozijn LP's sedert hun ontstaan in 1984) heeft hen wel een groeiende cultreputatie opgeleverd. Het viel me op hoe complex en divers hun concert was. De bandleden tonen zich als intelligente multi-instrumentalisten die een heel rayon aan genres beheersen. Enkele songs met cynische lyrics en subtiele toetsen maken plaats voor een hard rockend einde middels And the glitter is gone (slottrack van het laatste album Popular Songs), waarbij psychedelica de boventoon voert en waarbij frontman Ira Kaplan lekker loos mag gaan. Eerder tijdens een set werd een leuke cover gebracht van de Beach Boys-klassieker Little Honda (first gear). Een concert vol contrasten die wonderwel in elkaar overvloeiden.

Niet veel later stond ik trouwens toevallig naast Ira Kaplan en zijn echtgenote/Yo La Tengo-drumster Georgia Hubley die geamuseerd - en lichtjes de wenkbrauwen fronsend - de set van Television Personalities gadesloegen. Deze Britse band bestaat reeds sedert 1978 maar is nogal onregelmatig actief geweest, vooral wegens de verschillende verslavingen die kernlid Dan Treacy te beurt vielen. Op het podium is Treacy duidelijk een getekend man en het concert is dan ook navenant. Maar op de beste momenten is de muzikale intelligentie van Treacy merkbaar, met zijn scherpe teksten vol culturele verwijzingen (zoals in A picture of Dorian Gray), mod-invloeden en cockney-accent.

Afgelopen zomer was er veel te doen omtrent de Pukkelpop-set van My Bloody Valentine, en dan vooral omtrent het volume ervan. Dat het volume ook op ATP een rol zou spelen, was vooraf geweten. "Due to volume issues" kon het concert van MBV niet plaatsvinden op het grote Pavillion-podium. Dus werd ervoor gekozen om elk van de drie avonden te concerteren in de kleinere Centre Stage zodat iedereen de kans kreeg om MBV minstens één keer aan het werk te zien. Op donderdagavond vond er voor de vroege toekomers al een rehearsal-concert plaats. En dat bleek geen overbodige luxe. Wij woonden het MBV-concert al op de eerste avond bij en ondanks de generale repetitie van de avond voordien bleek de zoektocht naar het perfecte geluid een zeer moeilijk te bewandelen slap koord. Speciaal voor de concerten van MBV stonden aparte PA- en podiummixtafels klaar. Maar toch vielen de eerste nummers compleet in het water. De vaart werd volledig uit het concert gehaald omdat Kevin Shields zich tussen de nummers door genoodzaakt zag om telkens weer nieuwe instructies mee te geven aan zijn geluidstechnici. De continue en complex gelaagde geluidsstorm die een concert van MBV moet zijn, werd het dus niet. Maar gelukkig zouden we op de derde avond een herkansing krijgen, met een veel beter resultaat en een veel beter geluid. Later dus meer over MBV.

De eerste festivaldag werd besloten met een nachtelijk concert van een ware legende : samen met de Sex Pistols en The Clash vormden de Buzzcocks de Heilige Drievuldigheid van de Britse punkscene, maar zanger/gitarist Pete Shelley en de zijnen slaagden erin om de beperkingen van het genre te overstijgen en - enkele intervals niet te na gesproken - tot op de dag van vandaag relevant te blijven. Snedige en hoekige songs worden in een verraderlijk eenvoudig maar onweerstaanbaar jasje gegoten. In de huidige bezetting zijn nog twee originele leden actief (centrale figuur Pete Shelley en gitarist Steve Diggle). Het concert is één lange mokerslag. Met een rotvaart wordt de ene song na de andere afgevuurd op het heetgebakerde publiek. Het tempo gaat meer en meer de hoogte in totdat de verschroeiende bisronde zich aandient : Oh Shit, het nog altijd waanzinnig goede Have you ever fallen in love (with someone you shouldn't've fallen in love with) en tot slot Orgasm Addict. Geweldig concert waar John Lydon nog een puntje aan kan zuigen.

Bezoekers aan ATP verblijven in een kleine chalet, alwaar op de TV twee kanalen (een filmkanaal en een muziekkanaal) gereserveerd zijn voor eigen programmaties, vastgelegd door ATP in samenspraak met de curator van dienst. Na een vermoeiende muzikale dag nog even zappen kan soms aangename verrassingen opleveren, ook al is het dan midden in de nacht. Zo was Kevin Shields zo vriendelijk om deze nacht een heuse Buzzcocks-anthology te programmeren, een aaneenschakeling van clips uit de rijke geschiedenis van de band die ons kort voordien een heerlijke rockuurtje bezorgde. De anthology bevestigde des te meer de songschrijver-kwaliteiten van Pete Shelley en besloot een gevarieerde en uitstekende openingsdag.





Dag 2


Iemand van ATP - of was het Kevin Shields zelf ? - gaf blijk van enig gevoel voor humor, want tijdens onze ochtendlijke voorbereidingen konden we op het ATP-filmkanaal genieten van SpongeBob SquarePants : The Movie. De epische zoektocht van SpongeBob naar de gestolen kroon van Neptunus werd succesvol afgerond, zodat we met een gerust gemoed de tweede festivaldag konden aanvatten. Het zou een marathon van 15 uur worden ...

Je moest geen muzikaal genie zijn om de origine van The Tyde te achterhalen. Alleen al de looks van frontman Darren Rademaker spraken boekdelen : diens zongebronsde huid, blonde lokken en hippe zonnebril bevestigden wat de frisse popsongs uitademden. Alles aan deze band was über-Californisch. Maar er zat een angel in deze Californische frisheid. Geen kauwgomballen-pop dus. Aan een cynisch gevoel voor humor overigens geen gebrek : toen Rademaker de bandleden voorstelde waarbij ook toetseniste Anh Do - in feite voormalig bandlid maar voor de gelegenheid nog eens aan boord - aan de beurt kwam (de ex-vrouw van Rademaker), merkte hij droogweg op : "Yes, we do it Fleetwood Mac-style up here !"

Minder aanleiding tot een brede glimlach gaf John Robb en diens postpunk-band The Membranes. In hun topjaren (begin jaren '80) gaf deze cultband een nieuwe dimensie aan de DIY-attitude van de punkscene. Speciaal voor ATP werd de band opnieuw opgericht en Robb - met opgeschoren mohawk - deed er alles aan om de sfeer van weleer te doen herleven. Al dan niet geholpen door illegale substanties raasde de man als een gek over het podium. Dit zou zijn sporen nalaten. Toen we de man 's anderendaags tegenkwamen, zag hij eruit als een verlepte dweil. Tja, je kunt je leeftijd even ontvluchten, maar je betaalt sowieso de prijs.

Maar je kunt ook gracieuser ouder worden, als je maar in de universele liefde van de kosmos gelooft. Dat werd bewezen tijdens het briljante concert van het Sun Ra Arkestra. Het legendarische jazzicoon Sun Ra - naar eigen zeggen ontsproten uit een engelenras en afkomstig van Saturnus - ontwikkelde een kosmische filosofie en leidde vanaf midden jaren '50 tot aan zijn dood in 1993 het Arkestra. Tot op de dag van vandaag blijft zijn orkest de boodschap van universele liefde uitdragen. Gekleed in blinkende pakjes - geïnspireerd door een Egyptische snit - deed het twaalfkoppige orkest zijn ding. Onder leiding van bandlid van het eerste uur Marshall Allen ging het soms de astrale kant op (zoals met het enkele malen herhaalde anthem Space is the place). Maar ook van klassieke blues of van een oude ballad (Velvet uit 1958) was de groep niet vies. Op zijn best was de groep echter wanneer lichtjes chaotisch de inter-kosmiche liefde werd bedreven. Heen en weer laverend tussen aanstekelijke bigband-swing en interstellaire chaos, bleef de boodschap van liefde en harmonie centraal ("Come ride with us, on cosmic dust"). De geluidstechnicus van dienst wist zich duidelijk geen raad met dit zootje uit de ruimte, want de micro-afstelling ging regelmatig de sterrenmist in. Een schoonheidsvlekje op wat anders een bizarre en heerlijke ervaring was.

Ook lichtjes spacy ging het eraan toe tijdens het concert van Harmony Rockets, door Jonathan Donahue en Sean Mackowiak in 1995 opgericht als experimenteel zijspoor van Mercury Rev. Voor de gelegenheid werd integraal het album "Paralyzed Mind of the Archangel Void" gebracht, in 1995 verschenen als één 42 minuten durende brok ambient noise. Wat begint als vinnige krautrock, mondt langzaam maar zeker uit in een opbouwende explosie van geluid. Ik las ergens een oude review over het album : "The cumulative effect is an amazing distortion of the time-space continuum, a shape-shifting aural world almost alien in its dementia." Sun Ra zal wellicht goedkeurend toegekeken hebben vanop zijn wolkje sterrenstof.

Of je J Mascis nu aan het werk ziet als frontman van Dinosaur Jr. of van J Mascis and The Fog, het resultaat is hetzelfde : Mascis staat voor een indrukwekkende toren Marshall-versterkers zijn ding te doen, met een sound die uit duizenden herkenbaar is. Songs van Dinosaur en The Fog zijn onderling quasi inwisselbaar. De laatste jaren kwamen we Dinosaur Jr. regelmatig tegen op een podium dus van dit concert verwachtten we niet veel meer dan de bevestiging van de klasse van Mascis. Maar we kregen meer dan een bevestiging. Het leek wel alsof Mascis vrijer en ongedwongener speelde nu niet Lou Barlow (al lang niet meer de beste vriend van Mascis) maar wel de zeer massieve Dave Schools naast hem de basgitaar bespeelde. Enkele Dinosaur-klassiekers doken op in de setlist, maar het was vooral de versie van Thumb die me bij de nekvel greep. Dit was niet in het minst de verdienste van fluitiste Suzanne Thorpe die een wederdienst kwam bewijzen na de bijdrage van Mascis daags voordien aan haar concert met The Wounded Knees. Wie had kunnen denken dat een dwarsfluit en een hopen fuzz producerende gitaar zo wondermooi konden samengaan ?

Spectrum is een experimenteel rocktrio en één van de projecten van Pete Kember. Het project is een kruisbestuiving tussen enerzijds een ietwat klassieke popbenadering en anderzijds de hypnotische en psychedelische invloeden uit zijn meer bekende band Spacemen 3. Het resultaat roept de koelte en de drone-effecten van de no wave-scene op. Niet voor niets claimt Kember in grote mate beïnvloed te zijn door Alan Vega en diens Suicide, een naam die later nog zou opduiken op het ATP-muziekkanaal.

Het is de logica zelve dat Sonic Youth opduikt op de affiche van ATP. De band was headliner van de allereerste editie van ATP en mocht dus tien jaar later niet op het appèl ontbreken. Thurston Moore lijkt zich trouwens goed thuis te voelen in Butlins. Zoals reeds vermeld was hij in 2007 zelf curator en vorig jaar dook hij plots op als roadie en bassist van Porn, wat een zeer memorabel concert opleverde. Vanavond was Sonic Youth zijn eigen degelijke zelve. Net zoals tijdens het concert eerder dit jaar in de AB werd bijna uitsluitend werk uit The Eternal gespeeld, met opnieuw Anti-orgasm en Massage the history als hoogtepunten. Met name Lee Ranaldo was in zijn hum, wat bleek uit een stevige versie van de Daydream Nation-klassieker Hey Joni. Ook het tweede 'oude' nummer van de set - Providence - kwam uit dat klassieke album. Als toegift werd een scherpe en in chaos eindigende versie van Death Valley '69 gepresenteerd. En aan de outfit van Kim Gordon te zien, was ze aan het rommelen geweest in de kleerkast van het Sun Ra Arkestra. Eerder op de dag werden Kim Gordon en Thurston Moore trouwens geinterviewd door Ian Svenonius, maar de belangstelling hiervoor was dermate groot dat er geen binnenkomen meer aan was.

Voor kwalitatief verantwoorde onthaasting zorgde Robin Guthrie. Deze sympathieke Schot en mede-oprichter van de Cocteau Twins grossiert de laatste tijd vooral in dromerige soundscapes, die hij genereert met zijn gitaar en een resem knoppen. De man is bovendien een meer dan verdienstelijk maker van animatiefilms. Zijn tweede animatiefilm Galérie werd tijdens het concert vertoond en vormde een perfecte aanvulling bij de muziek. Of om Guthrie zelf te citeren : "I tried to assemble into vignettes, each small part having scenes and images making which made a strange sort of sense without becoming too narrative. The juxtaposing of colours and images again echo my music production technique."

Normaliter speelt Lightning Bolt altijd tussen het publiek. Met enige verwondering stelden we dan ook vast dat het materiaal toch op het podium werd opgesteld, weliswaar helemaal vooraan. Misschien had dit iets te maken met het feit dat vorig jaar de geschifte Monotonix de security-diensten tot waanzin dreven door ook midden in het publiek op te treden. Wegens de ontstane chaos moest toen achteraf de zaal ontruimd worden. Gezien het feit dat drummer Brian Chippendale (hyperkinetisch als altijd) en bassist Brian Gibson (supercool als altijd) het publiek opnieuw tot een collectief delirium wisten te drijven, was de beslissing om hen afgeschermd te laten optreden misschien wel gerechtvaardigd. Al wie het duo ooit live aan het werk zag, weet wat ik bedoel. Ik wist me tot vlakbij het podium te wurmen en werd onweerstaanbaar meegezogen in de noise-vortex die door de zaal raasde. Toen op het einde van de set de mokerslag Dracula Mountain door de speakers knalde, zag ik verschillende mensen om me heen hun verstand verliezen. De geplaagde security-ploeg dacht er het zijne van.

De storm kreeg nog een kort vervolg toen we in de Centre Stage aankwamen en dienden vast te stellen dat de set van My Bloody Valentine lichtjes uitgelopen was (opnieuw geluidsproblemen ?), zodat we het supersonische en superluide slotkwartier nog konden meemaken. Kort nadien werd plaats geruimd voor een act die zou tekenen voor één van de betere concerten van het weekend : het dynamische powerpop-duo No Age, ontstaan in de rijke underground-scene die in Los Angeles een voedingsbodem vond in de club The Smell. Een vinnige set waar de vaart stevig werd ingehouden. Op het einde van het concert sprong plotsklaps niemand minder dan Bob Mould het podium op om samen met No Age enkele Hüsker Dü-klassiekers te brengen. Compleet beduusd waren we aldus getuige van een verschroeiende versie van In a free land (don't mean a thing). Eén van de kippevel-momenten van deze rijkgevulde driedaagse.

De Canadese punkband Fucked Up mocht de concert-debatten van deze tweede dag besluiten. Het is vooral de lijvige frontman Damian Abraham - die regelmatig zijn eigen obesitas aanhaalt en er nog trots op is ook - die voor de entertainende factor zorgt. De man staat bijna nooit op het podium maar vertoeft ofwel frontstage ofwel tussen het publiek. Muzikaal misschien geen hoogtepunt, maar het publiek werd danig opgezweept door de aanstekelijke présence van Abraham. De band werd overigens ingeleid door enkele grappen en grollen van een stand up-comedian, wiens naam me ontsnapt is.

De afterpartys op ATP - die plaatsvinden in de stemmige Crazy Horse - zijn altijd een tikje legendarisch. Het aanwezige publiek danst ongegeneerd en schaamteloos hard op fijne muziekjes en af en toe loop je er ook muzikanten tegen het lijf. De onvermijdelijke Josh T. Pearson dalkte er rond en ook The Tyde-frontman Darren Rademaker liet zich niet onbetuigd. Maar dé ster van het nachtelijke dansfestijn was toch vooral BP Fallon, de krasse DJ die met een onwijs grappig cockney-accent een verbale strijd aanging met de nogal opzichtig aanwezige security. Dit terwijl we vrolijk de beentjes uitstrekten op Ca plane pour moi of The boys are back in town. Ons des ochtends terug naar de chalet begeven, zeer moe maar tevens zeer voldaan.





Dag 3


De ietwat slungelige Kurt Heasley deed de degelijke indie-rock van zijn combo Lilys weinig recht aan. Aldus viel de herkenbare westcoast-sound een beetje in het water en het publiek liep dan ook niet echt warm voor deze afstandelijke set. Ook de jongeheren van A Place To Bury Strangers hielden het nogal afstandelijk. Gedempte lichten en een rookmachine hulden het New Yorkse trio in het duister. Van enige communicatie met het publiek was geen sprake terwijl hun harde spacerock uitwaaierde naar alle hoeken van de zaal. Laten we dat maar op hun jeugdige branie steken. Hoe je een betonnen geluidsmuur in elkaar moet metsen, moet je hen echter niet leren. Zeker niet toen tijdens het laatste kwartier van hun set twee extra gitaristen voor nog meer body en chaos zorgden.

Maar dat je met minder pose en met overschot aan puur muzikaal vakmanschap ook een degelijk shoegaze-gordijn kunt optrekken, werd bewezen door Swervedriver. Deze Britse band bracht in het begin van de jaren '90 drie uitstekende albums uit (Raise, Mezcal Head en Ejector Seat Reservation). Door allerlei omstandigheden werd de band tien jaar op stal gezet maar vorig jaar kwamen de heren terug samen voor een tournee en werden de drie albums opnieuw uitgebracht. Het was maar de vraag wat dit op een podium zou geven, maar frontman Adam Franklin en de zijnen lieten er vanaf de eerste seconde geen twijfel over bestaan dat het talent van weleer nog overduidelijk aanwezig was. Met name enkele songs uit het debuutalbum Raise stonden er nog als een huis. Nummers als Sci Flyer, Son of Mustang Ford en Rave Down hadden nog niks aan klasse ingeboet. De bandleden gedroegen zich nederig en dankbaar voor de erkenning en voegden op die manier nog een graadje toe aan het uitstekende niveau van hun concert.

Eén van de meer vooraanstaande hiphop-bands uit de eastcoast-scene is EPMD (ofwel Erick and Parrish Making Dollars). Zoals het echte hiphoppers betaamt, begon de set véél te laat en bovendien slaagden E & P er binnen een tijdsbestek van enkele minuten in om enkele genre-clichés de zaal in te slingeren. De decks waren nog niet warmgedraaid of "Wave your hands in the air like you just don't care" en andere "Let me hear you say 'yo yo'"-praatjes werden ons al in de strot geramd. Waarom kunnen hiphop-shows nooit verspeend zijn van zo'n kleffe zooi ? Jammer, want het duo heeft een resem degelijke business-platen bij elkaar geschreven (Strictly Business, Unfinished Business, etc ...), maar het concert was toch van dien aard dat we snel andere oorden opzochten.

In die andere oorden ging het er niet minder klef maar wel een stuk beter aan toe. De IJslandse commune die door het leven gaat onder de naam múm maakt gebruik van zowel moderne electronica als van traditionele instrumenten om een geheel eigen sound neer te zetten. Als je je niet stoort aan het ietwat wollige karakter van de podiumact - de vele fluitjes/belletjes/mondharpen/..., het té vrolijke zangeressenduo - en je bereid bent om mee te gaan in de geitenwollen liefde van het ensemble, wordt één en ander onweerstaanbaar. Een goed concert dus en niets in de show deed vermoeden dat de band afkomstig is uit een land dat virtueel failliet is. Voor het soort van ijle en tijdloze muziek dat múm maakt, is faillissement verre van nakend.

De al eerdere genoemde Bob Mould is een levende legende en mocht vandaag die status komen bewijzen. Eenzaam en alleen op het podium - enkel vergezeld door een akoestische en een electrische gitaar - bracht de man een bloemlezing uit zijn rijkgevulde carrière. Zowel nummers van het legendarische Hüsker Dü (zoals Never talking to you again, I apologize, Makes no sense at all, Hardly getting over it), van zijn succesvolle project Sugar (Hoover Dam, If I can't change your mind) als van zijn latere solo-werk kwamen aan bod. De man heeft pas een nieuw album uit (Life and times), wat hijzelf omschreef als het beste wat hij ooit schreef. Getuige hiervan het aangrijpende City lights (days go by). Naast een briljant muzikant - die er op z'n eentje moeiteloos in slaagt om zijn nummers tot hun naakte eenvoud uit te puren - is Mould ook een intelligent causeur. Hij verschaft achtergrondinformatie bij enkele nummers en heeft het over een autobiografie waaraan hij momenteel werkt. Een grote mijnheer, op en naast het podium. Mould omschreef trouwens My Bloody Valentine als "the greatest band of all time" en prees de faciliteiten van Butlins boven de voorzieningen op het New Yorkse-luik van ATP.

Bob Mould heeft alles al bewezen wat er te bewijzen valt, terwijl The Pains Of Being Pure At Heart nog maar pas om het hoekje komen kijken. Maar met hun twee EP's en debuut-LP hebben ze zo'n leuke synthese gemaakt van de geschiedenis van indie en noise-pop, dat je niet om dit jonge geweld uit New York heen kunt. Een volgepakte Reds-zaal was getuige van een korte maar oprechte set, waarbij je niet anders kon dan enthousiast headnodden. De bandleden struikelden bijna over elkaar met hun overvloed aan dankbetuigingen en leken met volle teugen te genieten van hun succes.

De volgende act in de Reds-zaal werd het hele weekend aangekondigd als "to be confirmed". Wie o wie zou toch deze mysterieuze act zijn ? We dienden lichtjes ontgoocheld vast te stellen dat het gewoonweg een tweede show van Lightning Bolt was. Ook Brian Chippendale verontschuldigde zich voor het feit dat de surprise-act geen reünie van Hüsker Dü of Black Flag (of een concert van Metallica) betrof. Hoe goed Lightning Bolt ook is, dit gaf ons de kans om naar de Centre Stage af te zakken in de hoop aldaar My Bloody Valentine in betere omstandigheden te kunnen meemaken dan enkele dagen tevoren. En dat bleek een goede zet te zijn. Het concert verliep quasi naadloos en probleemloos, wist de omstandigheden te creëren waar de sound van MBV om smeekt en was dan ook stukken beter dan het concert van twee dagen geleden. Shields was natuurlijk apatisch als altijd en er kon dus nauwelijks een bedankje af voor het publiek, maar de volle pracht van zijn muziek kwam nu wel tot z'n recht. Zowat heel het belachelijk mooie album Loveless passeerde de revue. Een speciale vermelding verdient het ingetogen Sometimes, dat door Shields en een extra gast op twee akoestische gitaren werd begeleid. Het slotnummer (You Made Me Realise) mondt steevast uit in een lange noise-orgie. Maar nu was die orgie nog harder, nog langer, nog intenser dan ooit. De waanzin van schoonheid of de schoonheid van waanzin.

Om onduidelijke redenen werd het concert van School Of Seven Bells - oorspronkelijk gepland op het grote Pavillion-podium in de late namiddag - naar een nachtelijk uur op het Centre Stage verplaatst, zodat ons uithoudingsvermogen nog wat langer op de proef werd gesteld. Maar een band die als troef een mooie identieke tweeling als frontdames kan uitspelen (Alejandra en Claudia Deheza), verdient toch wel even aandacht. Maar niet enkel onze hormonale driften werden verwend, want het trio uit New York wist de aandacht gaande te houden met een mooi staaltje electronische shoegaze-pop. Het album Alpinisms (2008) kan overigens aangeraden worden.

De drie voorbije dagen hadden danig ingevreten op ons systeem, dus toen op een onchristelijk laat uur de ecologisch verantwoorde treehuggers van Brightblack Morning Light het podium betraden, was het vet van de soep. Het concert bestond uit welgeteld één nummer, een langgerekte en mantrische folkdrone. Voordat de slotakkoorden van het korte concert uitstierven, hadden we onze bedstee opgezocht. Maar de broodnodige slaap werd nog even uitgesteld omdat het ATP-muziekkanaal een geweldige uitsmijter in petto had : verschillende live-registraties van Alan Vega en diens baanbrekende no wave-band Suicide. En zelfs toen enkele uren later de wekker ons aanspoorde om naar de Belgische heimat terug te keren, viel er op TV nóg een verrassing te scoren : een concert in CBGB van de Amerikaanse punkband The Dead Boys, gevolgd door een documentaire over de Syd Barrett-jaren van Pink Floyd. Hoe passend was het niet dat we de deur achter ons konden sluiten op de tonen van Interstellar Overdrive ?

1 opmerking:

raf vorsselmans zei

Man, hoe schoon is da affichke... Grafisch gezien he.